Wat is nu eigenlijk de oorsprong van ons zelfbewustzijn? Om deze vraag te kunnen beantwoorden is duidelijkheid inzake een baaierd aan begrippen en gegevens nodig.
Allereerst het begrip ‘zijn’. ‘Zijn’ beschrijft de toestand van een organisch of anorganisch object dat zich in de aller ruimste zin binnen de ‘grenzen’ van ons ruimtetijdcontinuum bevindt. Om de ruimte van een object te definiëren is kennis nodig over de desbetreffende lengte, breedte en diepte, over de gemeten tijd in ons ruimtetijdcontinuum, en het meest gecompliceerde, kennis over de relatie van het object tot andere objecten. Dienaangaande zijn er bepaalde bewustzijnsniveaus. Vòòr de conceptie (de gelukte vereniging van spermatozoïde en eicel) bestaat een bewustzijnsniveau dat samenhangt met het onstoffelijke. Hierover kunnen wij tot op heden niets zeggen. Evenzo geldt dat voor het bewustzijnsniveau na wat de mens de dood noemt. Maar er bestaat dus ook een bewustzijn(-sniveau) voor het ontstaan van leven. Wanneer ontstaat leven op deze planeet? Teruggaande in de geologische oudheid van de aarde is dat het moment waarop anorganische materie zichzelf omzet in organische materie. Wij denken daarbij aan de omstandigheden in de nabijheid van de zgn “Black Smokers” (vulkanisch verschijnsel op de bodem van de oceanen). Kennelijk een lokatie waar de omstandigheden ideaal waren voor het ontstaan van leven. Aanvankelijk is dat leven op primair microbiologische grondslag (eencellig); later volgen dan complexere meercellige biologische processen die op geleide van evolutionaire principes zich kunnen voortzetten tot op de dag van vandaag. De mens met zijn zelfbewustzijn is een van de meer gecompliceerde resultaten van deze unieke globale ontwikkeling. Het zelfbewustzijn van de mens verdient onze aandacht. Hieronder schrijf ik wat ik er van weet en denk.
Het metafysisch “substraat” (de bewustzijnsniveaus voor geboorte en na de dood) waaruit een individueel bewustzijn ontstaat, staat mijns in ziens gelijk aan wat wij de kwantumwereld noemen. Er zijn kennelijk krachten binnen de kwantumwereld die onontkoombaar leiden tot een soort van symmetriebreking. Een relativiteitsloze toestand vervalt om de een of andere reden tot een stoffelijk continuum, waarvan ons eigen ruimtetijdcontinnum er een is uit ontelbaar velen. Wat men tegenwoordig, denk ik, ‘multiversa’ noemt. Binnen eerder genoemd metafysisch substraat waarvan wij niet eens kunnen zeggen dat het ‘is’, worden steeds weer keuzes gemaakt (mogelijk gelijk te stellen aan wat wij ‘waarnemingen’ noemen) en elk van die keuzes levert een universum op.
Nog even terugkomen op “ ‘zijn of niet zijn’ ”. Iets waarvan je zegt dat het er niet is, is er mijns inziens wel. Theoretisch kan het mijns inziens niet anders dan dat het feit, dat je iets kunt benoemen aan de hand van zijn enige eigenschap, namelijk dat het er niet ‘is’, een bewijs vormen/zijn voor het feit dat het er wel ‘is’. Of is dit een flauw staaltje van onzinnige logica. Wel is het zo dat er binnen de theoretische fysica wordt uigegaan van het feit dat zaken zoals kwantumvacuum en kwantumspanning bestaan. Een toestand binnen een absoluut vacuum waarbij voortdurend sprake is van het verschijnen van allerkleinste ‘deeltjes’ die zichzelf meteen weer vernietigen door hun anti-deeltjes (annihilatie). Het is daarom heel erg interessant om kennis te nemen van wat Stephen Hawking over zwarte gaten heeft ontdekt. Bijvoorbeeld het bestaan van de zgn Hawkingstraling die vrij komt op de grens van de waarnemingshorizon van zwarte gaten. Tot zover even de zaken die empirisch zouden kunnen worden achterhaald.
Ik ga er vanuit dat er een metafysisch ‘zijn’ is, een metafysisch “substraat”, van waaruit ons universum is ontstaan. Op het moment van de conceptie worden wij geboren en beschikken wij over een bewustzijn dat zich in de loop der tijd meestal verwerkelijkt tot een zgn. zelfbewustzijn. Dit zelfbewustzijn is een individueel, op zichzelf staand deel, maar tegelijk ook een minuscuul fragment van een oneindig, niet tijdgebonden en zich buiten de stoffelijke dimensies bevindend bewustzijnsniveau dat ik de BoeddhaNatuur noem. Het individuele zelfbewustzijn en die BoeddhaNatuur kunnen niet los van elkaar bestaan. “Eeuwig”, niet tijdgebonden, onstoffelijk en onbegrensd zijn termen die alleen al garanderen dat er in feite geen autonoom “zelf” kan zijn. De betekenis van deze termen verbieden het bestaan van een autonoom “zelf”. De complicatie in deze is dat ons ruimtetijdcontinuum niet eeuwig is. Het had immers een begin met de “Big Bang”. Ik kom hier nog op terug. Verdomd ingewikkelde materie voor mij. Overigens, als ik wiskundige zou zijn, wat ik dus niet ben, lijkt deze materie mij een fluitje van een cent.
De wetenschap is er vast van overtuigd dat er geen metafysisch ‘zijn’ kan zijn. Het duidelijk verklaren van de wetenschappelijke, logische stap van een biologische machine naar een op zich zelf staand zelfbewustzijn is een moeilijke zaak. Men noemt het kennelijk het harde probleem van het materialisme. Er is namelijk alleen dat wat je met je zintuigen kunt waarnemen. De fysische processen binnen ons ruimtetijdcontinuum verlopen via de logica van de natuurwetten. Als je de natuurwetten en de formules waarmee je deze natuurwetten uitschrijft en verduidelijkt, dan weet je in principe alles. Buiten deze natuurwetten is er niets. Het bevestigt wat Spinoza zo’n 350 jaar geleden al beweerde, namelijk dat er buiten de natuur niets is en dat de rede die de natuur constitueert het enige instrument is waarmede je de werkelijkheid kunt verklaren. Er is niets dat bestaat buiten ons ruimtetijdcontinuum. Ik ben de mening toegedaan dat er naast ons ruimtetijdcontinuum welzeker iets is. Ik ben eigenlijk een “ Ietsist”. En het loont zeker de moeite om dat “Iets” nader te onderzoeken maar dan wel op een wetenschappelijke wijze.
Een atheïst ben ik dus niet. Ik denk dat het pas spannend wordt als je de filosofie er bij betrekt. En dan niet een filosofie als uitwerking en analyse van de met onze zintuigen waarneembare werkelijkheid, maar een filosofie van de ethiek, dus ook van de niet waarneembare werkelijkheid. De filosofie van de leugen, van de waarheid, van de liefde en van het lijden.
Tegenwoordig doet die filosofie niet meer mee in de wetenschap. Wetenschap is tegenwoordig, in de wereld van wetmatige utiliteit, van hypertechniek en van niets ontziende en onnadenkend doorgevoerde efficiëntie, alleen nog wetenschap als de empirie hem bevestigd. Wetenschappelijk onderzoek naar niet stoffelijke zaken is geen wetenschappelijk onderzoek. Die stelling zal uiteindelijk de dood betekenen voor onze westerse beschaving. We zijn hard op weg om zulks waar te maken. Ik geef de mensheid in zijn huidige decadente verschijningsvorm nog een paar eeuwen op zijn hoogst, maar dan is het ook echt gedaan en kan de wereld weer terugkeren naar een toestand van vrede, rust en sereniteit. Met hier en daar mogelijk nog een verwarde barbaar!
Naschrift. Niet kunnen denken over het ondenkbare. 2024
Een artikel, zoals ik hierboven heb geschreven, heb ik mogelijk al wel tientallen keren geschreven. Steeds weer klop ik op de deur van het onmogelijke, van het onvoorstelbare. Steeds weer wordt ik tegen gehouden door het feit dat mijn intelligentie kennelijk op schromelijke wijze tekort schiet om het onverwoordbare te verwoorden. Ik blijf al steken bij het adequaat beschrijven van de mij omringende werkelijkheid. Ik ben kennelijk zelfs niet in staat om de dynamische status van ons ruimtetijdcontinuum op een rationele wijze te beschrijven. En dat frustreert. Dat frustreert enorm!!!
Geconfronteerd te worden met je eigen gebreken, in dit geval een veel te laag IQ, is een ongelukkig makende aangelegenheid. Voor mij in ieder geval wel.
Gaarne zou ik het gehele machtige raderwerk van ons universum kunnen doorvorsen. Maar het lukt niet. En dit rabiate onvermogen maakt mijn leven er niet leuker op. Het begint al met het feit dat ik totaal niet in staat ben om mijn gedachten over allerlei abstracties op een juiste wijze in taal om te zetten. Ik hakkel en stotter en ik mompel wat verwarde zinnen, maar ik bereik nog niet 1% van wat ik eigenlijk wil zeggen. Mijn gedachten blijven gevangen zitten tussen de abstract malende raderen van de biologische machine die ik kennelijk ben. Steeds maar weer hetzelfde schrijven. Steeds maar weer moeten concluderen dat alles tevergeefs is.
Ik troost me met mijn eigen hersenspinsels. Ik heb een BoeddhaNatuur bedacht. Een onbenoembaar “iets”, een onstoffelijk medium dat een verbinding betekent tussen mijn materiële brein en het onstoffelijke substraat waaraan dit brein is ontsproten. De BoeddhaNatuur zie ik als de puur liefdevolle “Bewogen Beweger”. En ik heb bedacht dat “de Liefde” van de BoeddhaNatuur de continue scheppende kracht is van dit “zijn” en als zodanig dus is aan te merken als “het Goede”. En dat met het Goede (= de Liefde) het existentieel noodzakelijk is om “het Lijden” als “het Kwaad” te postuleren. Min of meer analoog aan het “Yin en Yang” – principe. De ratio van de ethiek die daar volgens mij uit volgt laat zich als volgt uitleggen : Alles wat “de Liefde” tegenwerkt is “Lijden”. Dit “lijden” is net als het hele “zijn” een individuele zaak. En dit “lijden” probeert de innerlijke individuele BoeddhaNatuur te vernietigen, te beschadigen en te bestrijden. Meestal lukt dit wel zodat het karma verdwijnt. Een bewustzijn dat zich doelbewust niet wil conformeren aan de “liefde” zoals weergegeven door de Vier Waarheden en zoals uitgebreid beschreven door het heilige achtvoudige Pad, wordt weer opgenomen door de neutrale singulariteit en verdwijnt dus als individueel bewustzijn. Herboren worden kan alleen als het individuele bewustzijn bij de dood niet al zijn “liefde” heeft opgebruikt. Totale uitwissing geschiedt als er bij de dood dus geen “liefde”meer over is.
Dit is geen waarheid, maar het is een persoonlijke beschrijving van het “wegen” van het individuele bewustzijn bij de dood, als het zelfbewuste organisme als zodanig materieel ophoudt te bestaan.
Het schenkt mij troost. Het maakt dat ik, bij leven, het belang van een op “liefde” gestoeld bestaan inzie.
Ik vrees dat de moderne mens steeds meer het belang van een solide ethiek gebaseerd op “liefde” uit het oog verliest en steeds meer ruim baan maakt voor het kwaad in de vorm van “lijden”. Steeds meer mensen worden voor eeuwig uitgewist. Het lijkt ons wreed maar het is het niet.
Voor mijzelf acht ik het van het grootste belang om mijn gedachten en mijn overwegingen inzake de BoeddhaNatuur vast te leggen in een strak persoonlijk ritueel van meditatie en citatie van mantra’s. Rust, reinheid en regelmaat. Bevorderen en in stand houden van “Liefde”. Vrij van hebzucht. Een sober, evenwichtig, harmonieus en zelf disciplinerend leven. Dit alles is nodig om met zo min mogelijk “lijden” dit individuele bestaan te doorstaan en na de dood weer te worden herenigd met andere vormen van zelfbewustzijn.
Namasté!