Categorie archief: Uncategorized

Algemene inleiding in de filosofie van Spinoza.

Ethica. Benedictus Spinoza.

Ethica. Benedictus Spinoza.

Algemene inleiding in de filosofie van Spinoza.

R.J. Scholtens.

Inleiding.

Uit alle hoeken en gaten heb ik materiaal bij elkaar gezocht om dit verslag over de filosofie van Spinoza samen te stellen. Vaak heb ik ook zelf dingen bedacht. Mijn bedoeling is om na deze algemene inleiding mijn eigen kritiek op de filosofie van Spinoza te berde te brengen. Dat zal dan gebeuren in een zelfstandig essay of hoe je zoiets ook maar wilt noemen. Over zijn levensgeschiedenis heb ik op OBA al eerder geschreven. Ook heb ik toen, veel te summier overigens, iets over zijn filosofie gezegd, maar in een dermate krakkemikkige vorm dat door mij aan de essentie van zijn gedachtegoed geen recht werd gedaan. Ik heb gemerkt dat het beschrijven van Spinoza’s filosofie heel erg veel precisie vereist. En die taalkundige precisie ontbeer ik nog steeds. De kerngedachten van zijn, best wel lastige, filosofie heb ik me inmiddels min of meer eigen gemaakt, maar ik heb dus moeite om mijn “begrijpen” in exact de juiste woorden te vertalen.

Maar nu eerst dus wat ik van elders aan kennis bij elkaar gesprokkeld heb over de filosofie van die dekselse meneer Spinoza:

Benedictus Spinoza was geen echte professionele wetenschapper. Hij was meer een autodidact. Dat had zijn voordelen. Zo had hij geen banden met de officiële kerk, met een universiteit of met stadhouderlijke hofkringen, waardoor hij vrij en zonder last of ruggespraak kon opereren. Hij bleef daardoor ook authentiek en oorspronkelijk in zijn denken en gaf hij steeds weer blijk van een ongekende intellectuele zuiverheid. Maar een en ander had ook zijn schaduwkanten. Hij was controversieel en werd herhaalde keren beschuldigd van ketterij. Hij werd verstoten uit de joodse gemeenschap en verbannen uit de stad Amsterdam Hij werd voortdurend beschuldigd van ketterij door de horde schijnheilige vrome dogmatici die normaliter toch wel de dienst uitmaakte in de Republiek der Verenigde Nederlanden van de 17e eeuw.

Spinoza bleef door zijn gedachtegoed dus een buitenstaander waardoor hij een fris en radicaal perspectief op het (politieke en sociale) leven kon behouden. Hij was, door zijn immense denkkracht, in staat om de verwarring, het bijgeloof en de daaraan klevende vooroordelen te doorzien. Zaken die het dagelijkse leven in de 17e eeuw op een pregnante wijze doordesemden. Nu het gedachtegoed zelf.

Spinoza stelt dat God niet de schepper is van deze wereld. Deze wereld is echter wel een deel van God. Spinoza wordt sterk beïnvloed door de filosofie van de Stoa.

Velen noemen Spinoza een pantheïst. Dit wordt door Spinoza in alle toonaarden ontkend. Hij houdt vastberaden vast aan het verschil tussen God en de wereld. De oorspronkelijkheid van Spinoza is namelijk gelegen in de aard van eerdergenoemd verschil. God en de wereld zijn niet twee verschillende zaken, maar ze vormen twee verschillende aspecten van een enkelvoudige werkelijkheid.

Spinoza biedt een radicaal filosofisch alternatief voor de in ontwikkelde kringen vigerende Cartesiaanse filosofie. Overigens een filosofie die tot dan toe de intellectuele en culturele erfenis van de vroege verlichting vorm gaf, maar ook nu nog grote invloed heeft op ons filosofisch denken.

De filosofie van Spinoza is door en door praktisch. Het zijn niet louter intellectuele constructies, maar veelal directe verwijzingen naar bepaalde levenswijzen. In verband hiermede hangt de “redding” en de genade van iedereen samen met een ‘omschakeling’ van de geest naar een min of meer intuïtief begrijpen van God, van zijn aard en van zijn wetten.

Het gaat derhalve om het zich, door verwerving van adequate kennis, eigen maken van bepaalde rationele denkwijzen teneinde te komen tot bevrijding van de geest uit het spookhuis van illusies, drogredenen en dogma’s teneinde een waarlijk gelukkig leven te kunnen leiden in het volle besef van de rationele wetten der natuur die inherent zijn aan God.

Spinoza leidde zelf een vrijwel voorbeeldig leven. Betrouwbare bronnen spreken dienaangaande van bescheidenheid, zachtaardigheid, volstrekte integriteit, intellectuele moed, veronachtzaming van macht en rijkdom en het eigenlijk totaal ontbreken van wereldlijke ambities. Kom daar vandaag de dag nog maar eens om!!!

De bijbel spreekt over God als de schepper van de wereld en de regisseur van de menselijke geschiedenis. Spinoza verwerpt dus deze Bijbelse stelligheid. Hij beweert dat alles wat bestaat een aspect van God is en daarmede iets van zijn Goddelijke wezen tot uitdrukking brengt.

De “Tractatus Theologico Politicus” (1670) van Spinoza geeft een totaal vernieuwende verklaring van de inhoud van de Bijbel. Spinoza ondergraaft het gezag van de heilige schrift als waarheidsbron en zet veel vraagtekens bij de traditionele kennis van alle voorspellingen, wonderen en goddelijke wetten. De goddelijke voorzienigheid, zo stelt Spinoza, staat gelijk aan de loop der natuur. Deze natuur heeft een vastgestelde en eeuwige orde, waar niet van afgeweken kan worden. Wat gewoonlijk, op geleide van een misleidend antropomorfisme, de wil van god wordt genoemd, is in feite niets anders dan de onveranderlijke orde van de natuur.

Hieruit volgt dat de aanwezigheid en de aard van god niet wordt geopenbaard door wonderbaarlijke, bovennatuurlijke gebeurtenissen, maar door de aard, de wetten van de natuur zelf. Deze stellingname heeft uiteraard grote invloed op en enorme gevolgen voor de interpretatie en exegese van het oude en nieuwe testament van de bijbel. Spinoza is eigenlijk van mening dat ontwikkelde, gestudeerde mensen zich niet zomaar klakkeloos moeten laten leiden door deze volstrekt tegennatuurlijke fenomenen. Het merendeel van de inhoud van de bijbel is zuiver symbolisch bedoeld en daarom fictief.

Men kan zich voorstellen dat het poneren van dergelijke enormiteiten anno 1670 als pure ketterij werd beschouwd en Spinoza oogstte dan ook een storm aan protest en veroordelende uitspraken. Maar uiteraard houdt Spinoza voet bij stuk en wordt beschermd door het voor die tijd ongewoon tolerante intellectuele klimaat in de Republiek der Verenigde Nederlanden.

Spinoza stelt dat de natuur met zijn orde en wetmatigheid de essentie en het bestaan van god openbaart en dat deze conclusie niet anders dan rechtstreeks kan leiden naar de opvatting dat de natuur goddelijk moet zijn en derhalve ook als zodanig gewaardeerd dient te worden. De natuur ( en zijn wetten ) dient, juist omdat zij gelijkgesteld is aan God, met verschuldigde eerbied behandeld te worden. Het gaat dan ook niet aan om allerlei kermisachtige wonderen en flauwekul als bewijs voor het bestaan van God te beschouwen. Men dient God, en de inherente natuur met zijn wetten serieus te nemen.

Spinoza krijgt veel aanhang en invloed bij de grote romantische schrijvers en dichters van de 19e eeuw (

Zijn filosofie brengt de wetenschappelijke en romantische wereldbeschouwingen dichter bij elkaar. Zijn gedachtegoed zet aan tot liefde voor de wereld van de natuur, en het bevordert en vermeerdert het begrip van de mens voor de orde en de wetten van die natuur.

Wat God niet is.

In zijn postuum verschenen Ethica (1677) probeert Spinoza zijn lezers te bevrijden van de gevaren die er schuilen in het toeschrijven van puur menselijke trekjes en kenmerken aan God. Hij probeert het antropomorfisme in het geloof uit te bannen. Hij stelt dat het niet juist is om God voor te stellen als een subject met intelligentie en een eigen wil. De God van Spinoza is een totaal onpersoonlijke macht of kracht. God beloont niet en God straft niet. Dit inzicht, zo zegt Spinoza, bevrijdt het geloof van de angst en het eindeloze gemoraliseer.

God handelt niet op basis van redenen of bepaalde doelstellingen. Spinoza verwerpt de teleologische opvatting over God. Dit gaat rechtstreeks in tegen de dan heersende westerse opvattingen over God. Juist de gedachte dat een specifiek verschijnsel kan worden verklaard en begrepen in relatie tot of met verwijzing naar een bestemming, een plan of een bepaalde doelstelling was tot dan toe de hoeksteen de Aristotelische filosofie, dus ook van de middeleeuwse scholastici. De teleologie van Aristoteles en de Christelijke leer behelsde het idee dat God het universum en deze wereld had geschapen conform een bepaald plan.

De mens, zo vertelt Spinoza, is geneigd om zijn eigen geestesgesteldheid en gemoedstoestanden eveneens toe te dichten aan God, waarbij God dus begrepen dient te worden als een potentieel boze, liefhebbende, genadige of wraakzuchtige entiteit. En zo krijgt uiteindelijk ieder mens zijn eigen, persoonlijk vorm gegeven, god. Is meneer Spinoza dan een atheïst? Nee hoor, meneer Spinoza denkt welzeker dat de mens middels het adequaat gebruik van de alomvattende rede tot god kan geraken. Hij is van mening dat er een waarlijk begrip van God mogelijk is. Een begrip dat bereikbaar en toegankelijk is voor de menselijke intelligentie.

Spinoza wil zijn lezers bevrijden uit de kerkers van hun onwetendheid, teneinde hen via de allesomvattende rede dichter naar de glorie, het geluk van god te leiden.

Zoals gezegd, is hij dus niet simpelweg een atheïst of een platte criticaster van religie, noch is hij een sceptische agnost zoals David Hume. Integendeel, Spinoza plaatst de notie van God in het hart van zijn filosofie en hij beschrijft het ideale leven van een mens als een leven dat is toegewijd aan de liefde voor God.

Alles wat er is, is God.

God is oneindig en eeuwig, kent geen grenzen. De totale werkelijkheid moet noodzakelijkerwijs existeren binnen het begrip God. Wat stelt Spinoza in de plaats van de door hem afgewezen antropomorfische en antropocentrische god? In dat verband is het verstandig om eerst de filosofische terminologie van Spinoza te bezien. Hij gebruikt dienaangaande de volgende begrippen t.w. Substantie, modus en attributen. Hij is het niet eens met de filosofie van Rene Descartes. In de ogen van Spinoza bestaat er slechts één substantie en dat is God. Onder substantie verstaat Spinoza datgene wat alleen uit zichzelf begrepen kan worden. Modi en attributen zijn eigenschappen van deze enige en unieke substantie. Zij zijn daarom ook logischerwijze afhankelijk van deze enige en unieke substantie.

Descartes daarentegen kent drie op zichzelf staande substanties t.w. Uitgebreidheid, denken en god. Deze cartesiaanse filosofie geeft elke keer weer aanleiding tot het beruchte “geest – lichaam probleem”. Dus de dualiteit van de substanties geest en lichaam en hoe zij tot interactie kunnen komen. De cartesiaanse wijze van denken spreekt ons aan. Wij nemen in de door ons gekende werkelijkheid waar dat de wereld wordt bevolkt door afzonderlijke zaken, door op zichzelf staande dingen. Deze afzonderlijke zaken hebben hun eigen kenmerken en hoedanigheden.

Spinoza beweert dat er slechts een ongedeelde god is, die oneindig en eeuwig is. Dus kan er niets buiten of afgescheiden van deze god bestaan. Alles wat bestaat , bestaat binnen god.

Over de menselijke natuur.

God is de enige onafhankelijke, uit zichzelf verklaarbare entiteit. Er is niets anders. God is de natuur. God is de werkelijkheid, de enige en essentiële substantie.

Tot aan de tijd van Spinoza werd er door bijna iedereen van uitgegaan dat de mens beschikt over een vrije wil, zoals weergegeven en noodzakelijkerwijs voortvloeiende uit de tot dan toe toonaangevende Cartesiaanse filosofie. De filosofie die menselijke wezens dus als eigenstandige substanties ziet.

Spinoza echter, beschouwt de mens niet als een eigenstandige substantie, maar als een begrensde en eindige modus, gekenmerkt door twee attributen t.w. Uitgebreidheid (lichamelijkheid) en denken ( geest). Spinoza ontkent, en dat is erg belangrijk in de filosofie van Spinoza, dat er causale/logische relaties zijn tussen genoemde attributen. Hij beweert dat elk attribuut op zijn eigen wijze ten volle/volledig de werkelijkheid weer geeft. Het menselijk lichaam is een fysiek organisme dat de essentie van zijn specifieke “zijn” tot uitdrukking brengt in de vorm van het attribuut “uitgebreidheid”. En de menselijke geest is een intellectuele entiteit dat diezelfde essentie tot uitdrukking brengt in de vorm van het attribuut “denken”. Lichaam en geest zijn dus twee aspecten van een enkelvoudige werkelijkheid, net als kop en munt twee aspecten zijn van dezelfde medaille. De geest en het lichaam zijn één en dezelfde entiteit. Een persoon die zich de ene keer uitdrukt middels het attribuut ‘denken’ en de andere keer middels het attribuut van de ‘uitgebreidheid’.

Dit is dus in tegenspraak met Descartes die de mens primair ziet als een denkend wezen en waarbij ‘het denken’ evident prevaleert boven het fysieke, boven de factor van de “uitgebreidheid’. De moderne wetenschap is hieraan op zijn beurt weer volstrekt tegengesteld. De moderne wetenschappers beschouwen het menselijke wezen primair als een zuiver fysieke entiteit en proberen daarom uit alle macht alle geestelijke activiteit van de mens te reduceren tot zuiver fysieke processen (‘Wij zijn ons brein”).

Spinoza ontkent dus de vrije wil. Als de mens een modus is en geen substantie, zoals bij Rene Descartes, dan kan de mens nooit zelf-bepalend zijn. Het menselijk lichaam is een onderdeel van een netwerk van fysieke causaliteit en de menselijke geest is onderdeel van een netwerk van puur logisch/redelijke verhoudingen. M.a.w. Zowel onze lichamelijke handelingen als ons denken worden begrensd, beperkt en bepaald door zekere wetten. Voor Spinoza is het geloof in de vrije wil net zo goed een teken van onwetendheid en bijgeloof, als voor hem het geloof in de tegennatuurlijke wonderen van god dat ook is.

Het begrijpen van emoties.

Door het begrijpen van en door het inzicht verkrijgen in zijn/haar emoties, ongeacht of ze nou positief of negatief zijn, wint de mens aan kracht en derhalve aan geluk, aldus onze vriend Spinoza. Het bestuderen van de emoties vindt bij Spinoza op min of meer mathematische en uiterst rationele wijze plaats. Hij acht de werking van de emoties, het gevoel van de mens net zo natuurlijk en aan natuurlijke wetten onderhevig als alle andere modi die zich manifesteren vanuit die ene substantie. En omdat dat zo is kunnen ze dus met bijna mathematische precisie worden bestudeerd. Dit houdt in dat het menselijk gedrag, dat zo dikwijls zijn oorzaak vindt in de emotie, op geleide van de door de natuur gegeven rede volstrekt verklaarbaar kan worden gemaakt of in ieder geval verklaarbaar zou moeten zijn. Zonder de teugels van de rede lijken onze emoties een eigen leven te leiden. Het louter leven op basis van emoties geeft vaak aanleiding tot een misplaatst moraliserende attitude. Spinoza acht het veel vruchtbaarder om te komen tot het verkrijgen van inzicht in de aard van onze gevoelens, dan om deze gevoelens (van anderen, maar ook van jezelf) te haten of belachelijk te maken. Volgens Spinoza begrijpen we iets pas volledig als we weten waardoor het wordt veroorzaakt en hoe dienaangaande het proces der causaliteit verloopt.

Spinoza beweert vervolgens dat iedere individuele entiteit ernaar streeft om in zijn/haar bestaan te volharden. Om te leven hebben we kracht, energie nodig en omdat externe invloeden kracht kunnen verminderen, proberen we niet alleen deze kracht te behouden, maar streven we er ook naar om hem te vermeerderen. Zulk een streven wordt door Spinoza ‘conatus‘ genoemd, een zeer bekend begrip binnen de filosofie (In early philosophies of psychology and metaphysics, conatus (/kˈntəs/;[1] Latin for “effort; endeavor; impulse, inclination, tendency; undertaking; striving”) is an innate inclination of a thing to continue to exist and enhance itself.[2] This “thing” may be mind, matter or a combination of both. Over the millennia, many different definitions and treatments have been formulated. Seventeenth-century philosophers René Descartes, Baruch Spinoza, Gottfried Leibniz, and Thomas Hobbes made important contributions.[3] The conatus may refer to the instinctive “will to live” of living organisms or to various metaphysical theories of motion and inertia.[4] Often the concept is associated with God’s will in a pantheist view of Nature.[3][5] The concept may be broken up into separate definitions for the mind and body and split when discussing centrifugal force and inertia.[6]

The history of the term conatus is that of a series of subtle tweaks in meaning and clarifications of scope developed over the course of two and a half millennia. Successive philosophers to adopt the term put their own personal twist on the concept, each developing the term differently such that it now has no accepted definition.[4] The earliest authors to discuss conatus wrote primarily in Latin, basing their usage on ancient Greek concepts. These thinkers therefore used “conatus” not only as a technical term but as a common word and in a general sense. In archaic texts, the more technical usage is difficult to discern from the more common one, and they are also hard to differentiate in translation. In English translations, the term is italicized when used in the technical sense or translated and followed by conatus in brackets.[7] Today, conatus is rarely used in the technical sense, since modern physics uses concepts such as inertia and conservation of momentum that have superseded it. It has, however, been a notable influence on nineteenth- and twentieth-century thinkers such as Arthur Schopenhauer, Friedrich Nietzsche, and Louis Dumont.) Met dank natuurlijk aan meneer Wikepedia!!!

Spinoza beweert dat deze conatus niets anders is of kan zijn dan de essentie van het object/de zaak in kwestie. Zo wordt in de filosofie van Spinoza dat wat het object/de zaak is, identiek gesteld aan zijn kracht, aan zijn energie, zijn levenskracht. De begrensde, eindige kracht van een individu – de denkkracht van de geest en de lichaamskracht om te handelen – is wisselend van intensiteit in de tijd gemeten. Spinoza zegt dat het geluksgevoel stijgt naarmate het gevoel van levenskracht toeneemt en dat het gevoel van verdriet of ‘ongelukkig zijn’ stijgt als de (levens-)kracht afneemt. Dit betekent dat onze poging om te volharden in ons bestaan tegelijk een streven naar geluk of genot inhoudt. Dat wat onze kracht doet toenemen maakt ons gelukkig en dat zorgt er tevens voor dat we het waarderen als ‘goed’. Ik vind het opmerkelijk hoe dicht Spinoza hier de evolutiebiologie benadert.

Spinoza beschouwt geluk en verdriet als twee basale gevoelens en beweert dat alle andere gemoedstoestanden variaties zijn op het thema ‘geluk’ en ‘verdriet’, uiteraard in combinatie met ideeën van/over bepaalde objecten/dingen of zaken die ze veroorzaken. Het is derhalve belangrijk dat wij inzicht verkrijgen in onze gevoelens, want zonder de kennis hetwelk dit inzicht ons oplevert kunnen emoties, gevoelens ons al gauw tot een last worden, terwijl het begrijpen van gevoelens of emoties een vormende en kracht bevorderende uitwerking heeft. “Een emotie die louter hartstocht, passie is, houdt op een hartstocht, passie te zijn, zodra we in staat zijn om ons op geleide van de rede een duidelijk en helder idee te vormen over die hartstochten en passies”. Aldus Spinoza zelf!

Spinoza gaat zelfs zover te stellen dat het doorzien/begrijpen van emoties inherent gelukkig maakt, ongeacht de aard van deze hartstochten. Het verkrijgen dus van inzicht in de werkelijke (wetenschappelijk te toetsen) redenen van verdriet, boosheid en drift zou bevredigend werken en daarom op een bepaalde manier gelukkig maken. Bij dit alles werd Spinoza sterk beïnvloed door de filosofie van Aristoteles, Plato en met name door het gedachtegoed van het stoïcisme.

Over de ethiek van het zelf.

De belangrijkste hindernis op weg naar de deugd is voor Spinoza niet “egoïsme” maar de onwetendheid met betrekking tot onze ware aard. Door egoïstisch te zijn kunnen we in feite anderen helpen. Het reeds eerder genoemde begrip ‘conatus’ suggereert dat we in fundo niets anders dan egoistisch kunnen zijn, dat wij altijd streven naar ons eigen belang. Hoe is dit dan weer te rijmen met het begrip “moraliteit” ? In de ethica van Spinoza is het streven naar de vervulling van het eigen belang gekoppeld aan iets dat lijkt op moreel relativisme. In het vierde boek van de Ethica stelt Spinoza dat ‘goed’ en ‘kwaad’ geen intrinsieke waarden zijn. Hij is van mening dat wij de begrippen ‘goed’ en ‘kwaad’ moeten zien in analogie met de begrippen ‘gezond’ en ‘ongezond’ d.w.z. Wat van al dan niet van waarde voor mijzelf is is een kwestie van wat goed of slecht voor mijzelf is. Iets, een zaak, een object, kan tegelijk slecht zijn en goed, maar ook neutraal. Spinoza ontkent dus het bestaan van absolute morele waarden. Hier bouwt Nietzsche later op voort. Maar dit wil allemaal nog niet zeggen dat de ethiek van Spinoza enkel en alleen gebaseerd zou zijn op de strevingen, de meningen en vooroordelen van het individu. Zo’n bewering zou hij met kracht van zich werpen!

En hiermede keren we dus terug naar de notie van de “objectieve ethische waarden”.

Spinoza is van mening dat kennis, begrip en redelijk inzicht ten grondslag moeten liggen aan het goede leven van de mens. Als we het woord ‘moraal’ maar niet op een dogmatische wijze koppelen aan of associëren met “absolute waarden” Spinoza benadrukt dat hoe meer elk individu in staat is om zijn eigen voordeel te zoeken, des temeer hij begiftigd zal worden met “de deugd”; het omgekeerde is ook waar, zegt hij.

Als we streven naar wat waarachtig tot ons voordeel strekt – in tegenstelling tot wat we vermoeden dat tot ons voordeel strekt – versterken we zowel het bestaan van anderen als dat van onszelf. Net als Socrates beweert Spinoza dat er eigenlijk helemaal geen conflict bestaat tussen eigen belang en moraliteit, tussen egoïsme en altruïsme.

Het toverwoord is hier toch “De Rede”. Er is iets wat alle mensen gelijkelijk delen en dat is de rede. Onze werkelijke aard/natuur verkrijgt zijn vorm onder werking van de rede. De rede die doet inzien hoe alles binnen ons universum met elkaar is verbonden. “Hoe meer iemand zijn eigen voordeel tracht te bereiken en er naar streeft zichzelf te behouden, des temeer zal hij begiftigd worden met de deugd. Hoe groter zijn kracht is om te denken en te handelen volgens de wetten van zijn eigen aard/natuur en hoe meer hij in staat is om te leven op geleide van de ‘rede’, des te deugdzamer zijn leven zich zal ontwikkelen. Men kan spreken van: Leven van en door de rede.

Belangrijk is wel te beseffen dat Spinoza het niet heeft over de rede als een beperkt intellectueel begrip. Spinoza heeft een diepere, meer geestelijke en fijnbesnaarde soort wijsheid voor ogen. Misschien iets wat we tegenwoordig emotionele intelligentie noemen. Het hangt samen met het op adequate wijze bewust zijn van jezelf. Het besef dat iedere zaak deel is van een groter geheel.

Noot.

Dit is mijn samenvatting van de filosofie van Spinoza. Het vervelende is dat ik, omdat ik de gegevens uit alle hoeken en gaten heb moeten halen, er nog niet goed in geslaagd ben om deze filosofie echt helemaal met mijn eigen woorden te beschrijven. Ik heb de uitleg van anderen zo goed mogelijk vertaald met mijn eigen woorden doch dat is in mijn ogen zeker niet de ideale manier om de filosofie van Spinoza weer te geven zoals ik deze zelf voel en denk.

Mijn geheel eigen interpretatie van Spinoza’s gedachtegoed volgt nog (in 2016) evenals mijn kritiek op deze filosofie.

Nb.

Nagekomen bericht.

Mijn echtgenote vraagt zich af waarom ik toch steeds zulke grote lappen tekst op mijn blog zet. ‘Dat leest toch geen hond!’, zegt zij. Ik antwoord dan, dat weet ik wel, maar ik zie het meer als een soort opslag voor mijn teksten. Vroeger sloeg ik mijn teksten op bij Hyves, maar Hyves is door de grillen der vrije markt roemloos ten onder gegaan en nu doe ik het dus hier. En trouwens, soms krijg ik het idee dat er best wel mensen zijn die mijn stukjes lezen (als ik de statistieken tenminste moet geloven). En om de een of andere reden vind ik het een leuk idee als de mensen mijn teksten lezen. Maar dit stuk over Spinoza is voor de moderne gehaaste mens wel erg veel, nog afgezien van het feit dat ik eigenlijk niemand in mijn omgeving ken die ook maar enige belangstelling voor de filosofie van die goeie ouwe Spinoza kan opbrengen. Ik zal het dus helemaal uit mijzelf moeten halen. Mijn volgende project wordt de bestudering van het leven en het werk van meneer Immanuel Kant uit Koningsbergen. Waarschijnlijk wordt dat nog een veel langere lap tekst. Ik vind het prachtig om over al die oude denkers te lezen, ze te doorgronden en er mijn eventuele kritische aantekeningen bij te maken. Je hoeft echt niet de hele wereld af te reizen om spannende avonturen te beleven.

7 reacties

Opgeslagen onder Uncategorized

Uit de serie absurdistische verhalen: Keiharde zelfkritiek van een interstellaire handelsreiziger in innovatieve bio-technieken.

Grote getijdenverschillen, denk ik.

Grote getijdenverschillen, denk ik.

Als ervaren interstellair reiziger heb ik altijd veel hinder gehad van mijn eigenzinnigheid. Sinds het eerste wormgat productief kon worden gemaakt in de buurt van Uranus zijn wij in staat gebleken om via zorgvuldige navigatie vele honderden bewoonbare planeten te lokaliseren en om duizenden ver verwijderde sterrenstelsels te onderzoeken. Op dit moment, het jaar onzes heren 2392, zijn we er in geslaagd om meer dan honderd terra-achtige planeten te bevolken met levensvatbare kolonies. Sommige planeten zijn ware paradijzen. Ik ben inmiddels 89 jaar oud en nog in een goede conditie. Ik doe mijn werk in de agro-business en ben een vermogend man. Maar ja, die eigenzinnigheid. Moeilijk, moeilijk. Mijn persoonlijke psychorobot raadde mij aan om alles eens op papier te zetten. Een soort biecht of getuigenis. Het zou zeer bevrijdend werken, dacht hij. Dus hieronder volgen mijn ontboezemingen door mij op ‘schrift’ gesteld tijdens de reis naar de omloopbaan om Uranus alwaar wij de overgang zullen maken naar Schaffner III, een planeet iets groter dan de aarde, maar met een iets geringere zwaartekracht. Een planeet met een wat kouder klimaat, met veel zuurstof en een altijd groene begroeiing rond zijn evenaar en uitgestrekte ijsvelden op de gematigde breedten. Er is weinig water in vloeibare vorm en het water dat er is is zoet en verdeeld over een aantal hele grote meren die rond de evenaar liggen. Onze bestemming is Nieuw Berlijn, een welvarende zelfvoorzienende kolonie van ongeveer driehonderdduizend mensen met een zeer geavanceerde technische cultuur. Ik ga daar proberen om nieuwe bio-technieken aan de man te brengen. Men kan mij gevoeglijk beschouwen als een soort dolgedraaide interstellaire handelsreiziger. De laatste tijd gaat het niet zo lekker met mij. Er zijn veel zaken die me dwars zitten. Ik weet dat ze eigenlijk niet reëel zijn. Maar ze benauwen me wel!! Daarom nu eerst mijn gênante biecht, mijn onthullend en beschamend emo-exhibitionistisch demasqué, maar u dient, voordat u zich ter lezing zet, te weten dat veel van mijn hartstocht besloten ligt in de literatuur, de taal en het taalgebruik:

“Ik constateer dat ik op de meeste mensen overkom als een kwalijke dwarsligger en een disruptieve stoorzender. Mijn aanwezigheid in een willekeurig gezelschap werkt meestal ontwrichtend en men ziet mij dan ook liever gaan dan komen. Waarom? Omdat ik mijn eigen verhaal altijd de boventoon laat voeren tenminste als men mij daartoe de ruimte laat. Daar komt nog bij dat ik een vrij penetrante en luide stem heb, die er qua volume, toonhoogte en timbre op uit lijkt te zijn om vermeende belangrijkheid en zichzelf toegedichte voortreffelijkheid van gesprekspartners op bruuske en ontluisterende wijze te negeren dan wel te minimaliseren. Daarnaast is het aandachtig en betrokken luisteren naar anderen niet mijn sterkste kant. Ondanks goede voornemens recidiveer ik zonder mankeren steeds weer naar de potsierlijk narcistische neiging om binnen een geanimeerde discussie de eigen egoverhalen op mijn geheel eigen wijze over het voetlicht te brengen. Deze verhalen bestaan meestal uit ‘van-de-hak-op-de-tak-achtig’ verwoorde, wetenschappelijke exposés over theoretische fysica of over door mij ontdekte geopolitieke bewegingen binnen de geschiedenis. En steeds weer blijken het onderwerpen te zijn die, te oordelen naar de uiterst verveelde houding van mijn toehoorders, voor hen kennelijk niet bijster interessant zijn. Een houding die, op zijn beurt, hoogstwaarschijnlijk weer zijn oorzaak vindt in het feit dat de meeste discussiepartners slechts geïnteresseerd zijn in eigen verhalen of slechts in onderwerpen die geheel of zijdelings op de eigen persoon betrekking hebben. Meestal betreft het dan zeurend geneuzel dat, het moet toch even gezegd worden, net zo vervelend, zo niet nog vervelender is dan mijn eigen saaie hak-op-de-tak-achtige blaaskaakgeloei. Kortom: ik slaag er steeds weer in, om potentieel interessante en door mijzelf, op enthousiaste wijze, aangesneden gespreksonderwerpen uiteindelijk effectief te smoren onder de verstikkende ego-deken van mijn persoonlijke anekdotes en aanmatigende beweringen.

In feite ben ik dus de zoveelste primitieve platschedel die onophoudelijk informatie wil verstrekken waar niemand op zit te wachten . Ik wil verhalen vertellen, maar ik ben niet bij machte om mijn toehoorders te boeien. Tijdens de, door dit jammerlijke falen afgedwongen, geestelijke retraite, zwerf ik dan maar, bij gebrek aan beter, door de doolhoven mijn eigen geest en verzin ik de gekste dingen. Maar in de wereld van de menselijke interactie ben ik blind en doof. In die ambiance ben ik helemaal niemand, ben ik niet boeiend en zou men mij zelfs een uiterst irritante ‘quantité négligable’ kunnen noemen. Ik voel mij als een slecht getrainde Mexicaanse hond. Ik beschik best wel over wat wetenschappelijke kennis. Ik kan verbanden leggen. Maar ik overdrijf. De gerechtvaardigde angst voor mijn medemensen maakt dat ik steeds meer overdrijf, dat ik opschep en mijzelf, volstrekt ten detrimente van mijn geloofwaardigheid, als brulbrallende blaaskaak manifesteer. Ik beweer en beargumenteer met grote bombastische en pompeuze gebaren en met stellige woorden. Mijn persistentie bij het etaleren van eigendunk en mijn schaamteloze verkondiging van, voor anderen, irrelevante en niet te verifiëren enormiteiten, is uitgegroeid tot een van mijn specialiteiten.

Maar als je jezelf op die uitgesproken wijze wenst te presenteren dan kan het niet anders zijn dan dat zoiets ten koste van jezelf gaat. Als je, in weerwil van je ver dragende en onsympathieke schreeuwstem, in die vijandige en angstaanjagende gesprekken toch wat liefdevolle bescherming of een beetje waardering probeert te bemachtigen, dan kom je van een koude kermis thuis. Want het is juist binnen een dergelijk kwaadaardige krachtenveld dat de, door rancune en frustratie vergiftigde, cynische toehoorders, sarcastisch, smalend en op neerbuigende wijze de oppervlakkige twijfelende schreeuwer met het zwaard der ironie afslachten.

Bovengenoemde inadequate en potsierlijke presentatie van je eigen persoon is er, volgens de ijzersterke wetten van de sociale interactie en metacommunicatie, eenduidig de oorzaak van dat jouw toch al wankelende, negatieve zelfbeeld onder de cynische, smalende en sarcastische mokerslagen van sterkere, arrogantere en intelligentere karakters, tot het grove gruis van leugens en incoherente onzin wordt verpulverd, zijnde de diffuse en toxische grondstof waaruit jouw woorden nou eenmaal altijd lijken te bestaan.

Daarom zou ik me eigenlijk geleidelijk moeten terugtrekken van alle door mensen bewoonde werelden. De onverdraaglijke en onsympathieke oppervlakkigheid van mijn afstotende egocentrische persoonlijkheid dwingt mij tot het overwegen van dit soort drastische maatregelen.

Eén ding in deze is mij echter tot troost, namelijk de constatering en wetenschappelijk te bewijzen stelling dat ik goddank niet de enige persoon op alle bewoonbare werelden ben met een oppervlakkige, egoïstische en super materialistische persoonlijkheidsstructuur. Sterker nog, betrouwbare statistieken laten zien dat meer dan 90% van de totale mensheid met deze uiterst negatieve eigenschappen is behept. Er is gelukkig wel een duidelijk verschil tussen mij en al die anderen. Aan mij is namelijk op geleide van onbarmhartige zelfanalyse en grondig introspectief onderzoek van mijn persoonlijkheidsstructuur een groot en wijds zelfinzicht ten deel gevallen met behulp waarvan het mij gegeven is om mijn eigen extreme onbelangrijkheid, mijn alledaagse en sterk ik-gerichte attitude te kunnen onderkennen c.q. te willen evalueren. Wat dat betreft ben ik, denk ik, wel min of meer een witte raaf, want dit inzicht is bij veel anderen, wegens het ontbreken van voldoende introspectief vermogen, niet eens rudimentair aanwezig. De meeste mensen die ik ken zijn zeer bekommerd om de indruk die zij op anderen maken. Derhalve hebben zij zichzelf noodgedwongen opgetuigd met de opzichtige parafernalia van de (misplaatste) eigendunk. De meeste mensen, zo leert mij de ervaring, zijn er ten stelligste van overtuigd dat hun, in werkelijkheid uiterst nietige mus, een machtige en dominante adelaar is. Wat dit aangaat zit ik dus, gedwongen door mijn kritisch introspectief vermogen, toch wel duidelijk anders in elkaar en onderscheid ik me hierin godzijdank van mijn vaak zo extreem geborneerde medemens. Deze constatering mijnerzijds laat niet na mij steeds weer grote vreugde te schenken. En trots natuurlijk. Staat u mij toe om nog maar weer eens een door de eeuwen heen tot op het bot afgekloven cliché uit de kast te trekken: ‘Als je niet van jezelf houdt, dan kun je ook niet van een ander of van de werelden houden’. Ja mensen, in weerwil van al mijn inktzwarte eigenschappen heb ik mijzelf en dus ook u lief, ondanks mijn sterke vermoedens dat u op zulk een affectie, na lezing dezes, waarschijnlijk niet zit te wachten.

Het is mij een behoefte geworden om diepgaand na te denken over mijn overtuigingen en mijn daaruit voortvloeiende handelingen.

Ik heb twee opties. Doorgaan met de flauwekul, of mij geheel terugtrekken uit de wereld van schijnheiligheid en zelfverheffing. Een wereld, waarin de meesten van mijn medemensen, naar ik elke dag weer moet constateren, kennelijk kritiekloos geloven. Zij raken blijkbaar nooit uitgekeken op hun eigen voortreffelijkheid.

Dat andere mensen ook heel vervelend en oninteressant zijn vergoed natuurlijk wel veel. Het maakt mijn leven een beetje draaglijker. Gedeelde smart is immers halve smart. Maar leuk is anders.

Er moet dus wat gebeuren!

Okay, u heeft daarnet een ietwat vervreemdende biecht gelezen. Dat is wat de oneindige en ledige ruimte met je kan doen! En eigenlijk, nu ik het weer lees, is het best wel een ergerniswekkend en verontrustend bericht. Geschreven toen ik, voor de zoveelste keer op een interstellaire reis, weer eens een fikse aanval van weltschmerz had. Het lijkt een eerlijk verhaal, maar ik laat stiekem een heel scala aan feiten en gemoedstoestanden weg. Dus, helemaal eerlijk was ik nou ook weer niet. Daarom allereerst even iets over de vorm van het bovenstaand artikel.

Het is een bijzonder pompeus, bombastisch en verward geschreven exposé als je het tenminste legt langs de meetlat van de taalopvattingen anno 2392. Ik construeer immers idioot lange zinnen met bijzinnen en wat niet al. Al met al vreselijk ouderwets en totaal overbodig volgens de moderne lezer van de 24ste eeuw. En in dat verband hoef ik alleen maar te verwijzen naar de romans van veel bekende Russische schrijvers uit de bloeiperiode van de Russische literatuur omstreeks de tweede helft van de 19de eeuw en, natuurlijk niet te vergeten, naar de wereldberoemde auteurs uit de Nederlandse literaire bloeiperiode van de laat eenentwintigste eeuw. Over bloemrijke taal gesproken! Voor het merendeel van de huidige hippe en trendgevoelige mensen vormt het werk van de oude 19de eeuwse Russische literatoren en de suffe breedsprakige taal in de boeken van de latere Nederlanders een doodsaaie en onvoorstelbaar ondoelmatige ‘woordenbrij’ die al helemaal niet overeenkomt met de eigentijdse, ietwat primitief simpele opvatting over wat literatuur anno 2392 dient te zijn. Ik daarentegen, als notoire dwarsligger en culturele stoorzender, ben gek op die ouderwetse, gedateerde en eeuwenoude woordvaardigheid die er op perfecte wijze in slaagt om met barok gebruik van de bouwstenen der taal op gedegen en schier ambachtelijke wijze iets moois en ontroerends te creëren. Daarbij zij aangetekend dat bij mij stijl, formulering en artistiek gebruik van de taal prevaleert boven de inhoud van een essay of roman. Net als een beeldhouwer uit een ruw stuk marmer een prachtige en verfijnde sculptuur kan maken zo probeer ik zelf ook uit een hoeveelheid woorden een mooie zin of een sfeerbeeld te scheppen. Ik hecht dus ook zeer veel waarde aan ambachtelijkheid bij het construeren van verhalen. En zo’n geneigdheid staat tegenwoordig, zoals reeds eerder gezegd, in de ogen van veel moderne mensen gelijk aan vloeken in de kerk. Het lijkt erop dat er steeds minder mensen zijn die nog echt waarde hechten aan de kwaliteit van het taalgebruik (de stijl, de formulering, de grammatica etc). Bijna iedereen is met het nuttigheidsvirus besmet geraakt. Dit betekent voor de taal: super korte zinnen, eenvoudig woordgebruik, absoluut verbod op gebruik van bijvoeglijke voornaamwoorden, vermijden van ‘moeilijke’ woorden, geen omhaal van woorden, volstrekte ondergeschiktheid van de grammaticale juistheid aan de duidelijkheid, de betekenis van het geschrevene

De verzakelijking, de totale robotisering van de planeet aarde en de kolonisatie van honderden exoplaneten vereist een steeds grotere doelmatigheid. Ook als het om taalgebruik gaat. De voortdurend groter wordende kaste van calculerende anti-intellectuele taalbarbaren die zich al eeuwenlang laaft aan de hersenspoelende marketing van betweterige meten-is-weten-managers (onze huidige bestuursrobots) komt deze taalverarming goed van pas want het maakt dat zij hun boodschap, hoe krom het taalgebruik ook is, overal in het ons bekende universum kort en duidelijk kunnen overbrengen. Spelfouten en stijlfouten zijn niet langer belangrijk meer. De ziekelijke technocratische drang naar vereenvoudiging en debilisering van de taal heeft inmiddels dus al meer dan twee eeuwen zijn verwoestend werk gedaan in de wereld van de literatuur. Het taalgebruik wordt op bijna exponentiële wijze versimpeld en ondergeschikt gemaakt aan de inhoud van het verhaal of het bericht. Al is het taalgebruik nog zo krom en primitief, als de inhoud maar lekker spannend en helder wordt gecommuniceerd. Dit streven lijkt het nieuwe ideaal van de moderne literatuur te zijn. Geen overbodige, ouderwetse formuleringen of stijlvormen meer, maar het lekker eenvoudig weglezende Inter-Engels van de taalbarbaar. Geen woord teveel!

Ik, als liefhebber van mooi en juist taalgebruik, reageer daarop met overdrijving. Ik hanteer het wapen van de provocatie en ga derhalve van de weeromstuit overdreven veel adjectieven gebruiken, maak expres ingewikkelde lange zinnen en probeer anderszins manieren uit om de moderne lezer te sarren en te ergeren. Maar het is een strijd tegen windmolens en gelijk Don Quichotte (wie kent hem anno 2392 nog?) wordt ik door dit schaduwgevecht het onderwerp van spot en hoon.

Tot zover dus mijn kritiek op de taalkundige vormgeving van wat men tegenwoordig literatuur durft te noemen.

Over inhoud van discussies, debatten en verhalen wil ik ook nog iets zeggen. Ik hecht eraan mede te delen dat ik in het contact met anderen eigenlijk nooit echt geboeid raak door persoonlijke verhalen of oppervlakkige, doorzeurende lulkoek. Mijn gespreksonderwerpen moeten enige diepgang hebben en, als het maar even mogelijk is, toch wel gebaseerd zijn op een minimum aan wetenschappelijke argumentatie. Praatjes over persoonlijke ditjes en datjes, over koetjes en kalfjes probeer ik zoveel mogelijk te vermijden. Maar ben ik eenmaal verzeild geraakt in een interessant gesprek dan kan het voorkomen dat ik uit puur enthousiasme de ander in de reden val, luid ga spreken en met mijn armen ga wapperen. En dat is natuurlijk niet zo mooi. Dat is zelfs beschamend. Ik wil namelijk coûte que coûte mijn zegje doen en wens kennelijk niet op mijn beurt wachten. Het is een ergerlijke karakterfout die niet meer valt te herstellen. Zelfs niet met relativerend zelfinzicht”.

En zo geviel het dat ik, een ordinaire, geborneerde nouveau-riche en platte handelaar in nieuwe biotechnieken, op 12 februari van het jaar onzes heren 2392 aan boord van Hare Majesteits Discovery XI door een uitgelezen gezelschap bekende schrijvers – de jaarlijkse culturele afvaardiging uit Eurazië uitgenodigd door de literaire salons van Nieuw Berlijn – op een bijzonder snaakse wijze in het ootje wordt genomen. Ik was, in de comfortabele luxueuze lounge van het kilometerslange ruimteschip, net goed op gang gekomen met mijn niet aflatende klaagzang over alles wat in mijn ogen niet deugde toen men het moment achtte gekomen om een punt te zetten achter mijn niet aflatende, licht agressieve, edoch slaapverwekkende tirades. Het moet een vooropgezet plan zijn geweest!! Mijn reputatie was mij blijkbaar vooruit gesneld. Dat kan bijna niet anders.

Met zijn allen komen ze op mij af. Reflexmatig blijf ik nog doorkwaken over kommer en kwel, over mijn ergernissen en over allerlei universele zwarigheden. Maar men grijpt mij kordaat vast en knevelt mij op vrij hardhandige wijze, waardoor mijn blaaskakerij abrupt verwordt tot dof gebrom en gesteun. Het literaire gezelschap plaats mij onder de stiltekap en gaat in een kring om mij heen zitten. Ik bereid me op het allerergste voor. Ik kan hen nog wel verstaan, maar zij kunnen mij niet meer horen. En wat ik vrees gebeurt; zij beginnen een koetjes en kalfjes-marathon die 48 uur moet gaan duren. Ik ben gedwongen te luisteren, of ik nu wil of niet. Aan mij trekken urenlange verhalen voorbij over opa’s, oma’s, kleinkinderen, echtscheidingen, abortussen, vakanties, voetbalvechten, huisdieren en wat niet al aan onbenulligheden en flauwekul. Ik krijg, nadat ik zo’n twaalf uur onafgebroken oppervlakkige ditjes en datjes heb moeten aanhoren, felle wegtrekkers. Het is me teveel geworden. Ik begin te hallucineren, sla echte wartaal uit en kom terecht in een ernstige acute psychose. Met behulp van Zweedse onrustbanden moet ik in bedwang worden gehouden. Het uitgelezen gezelschap literaire schrijvers lacht zich een kriek, en men spreekt onder elkaar van een bijzonder goed geslaagde grap.

In Nieuw Berlijn wordt ik onmiddellijk opgenomen op de psychiatrische afdeling van het algemene ziekenhuis aldaar en intensief met elektroshocks behandeld. Langzaam wordt ik weer mezelf en na vele maanden kan ik mijn arbeid geleidelijk weer ter hand nemen. Ik doe in Nieuw Berlijn, ondanks die wrede onderbreking, toch erg goede zaken. En ja, ik moet er nog wel eens aan denken als ik een goed boek lees.

1 reactie

Opgeslagen onder Uncategorized

Echo’s uit een ver verleden. Een brief van mijn reeds lang overleden oma.

De man prijst zichzelf uit de markt.

De man prijst zichzelf uit de markt.

Onderstaande missive vond ik onlangs tussen de spullen van mijn overleden oma. Ik wist dat zij niet veel op had met mannen uit de arbeidersklasse, maar dat het zo erg was kon ik niet bevroeden:

“Daar zijn ze weer, die dikdoenerige, latent agressieve alfamannetjes van boven de 55 jaar afkomstig uit, wat we vroeger, het proletariaat noemde!!! Ze mopperen voortdurend, ze klagen, ze zeuren, neuzelen en kankeren over alles en nog wat. Ze weten het altijd beter. Ze kunnen, vanwege hun langzaam verminderende libido, niet meer zo vaak neuken als ze zouden willen. Maar onder elkaar doen ze niet anders dan sterke verhalen ophangen over seks, lekkere wijven en over neuken, neuken en nog eens neuken. Meestal werken ze niet meer, waardoor ze veel van hun macht en hun aanzien zijn kwijtgeraakt. Ze kunnen niet veel en eigenlijk hebben ze nooit iets wezenlijks gepresteerd. Ze hebben geen echte liefhebberijen. En ze gaan bijna altijd van louter geestelijke armoe achter een beeldscherm zitten om hun ongenoegen van zich af te blaffen. Het is één groot cohort van sneue, borstkloppende, megalomane betweters en prutsers dat bij gebrek aan werkelijke bezigheden steeds dieper in een neerwaartse spiraal van stinkend, onmachtig en nihilistisch verval raakt. Ze spreken neerbuigend over “moeder de vrouw” die hen, vanwege hun onsympathieke hulpeloosheid, naar het graf toe moet begeleiden. Ze kunnen zelf helemaal niets. Ze kunnen nog geen ei koken. Hun grootste vermaak was vroeger het neerbuigend en sarcastisch bespotten van de zwakkere medemens. Daar zijn die gore smeerlappen hun hele leven mee bezig geweest en daar zijn ze, door pensionering, arbeidsongeschiktheid of werkloosheid noodgedwongen mee moeten stoppen. Het is een van de redenen dat ze elkaar op het perverse wereldwijde web opzoeken teneinde elkaar te bestoken met allerlei onzin en flauwekul. Op die manier ontstaan er dan onwezenlijke en volstrekt inhoudsloze discussies over b.v. de lengte van hun lul of de draagwijdte van hun charisma.

Ik denk en hoop dat het op zijn einde loopt met die rare mannetjes. De wereld heeft het helemaal met ze gehad. Ze hebben altijd meer kwaad dan goed gedaan en het is tijd dat ze voorgoed verdwijnen in de crypten van de geschiedenis. Derhalve ruim baan voor een liefdevoller, wijzer en vriendelijker generatie mannen. Mannen waar de wereld nou eens een keer wel wat aan heeft “.

U kunt zich mijn schrik voorstellen na het lezen van dit vuige epistel. Ik vervoegde me bij mijn vrouw en vroeg haar oordeel. Zij lachte geheimzinnig en vertelde mij dat deze brief haar niets verbaasde. Zij had altijd al vermoed dat er achter dat dociele vrouwtje een ware tijger schuil ging. Een glimlach bleef om haar lippen hangen terwijl zij peinzend naar mij bleef kijken.

Ik liet het schrijfsel ook aan mijn volwassen zoon lezen die als bouwvakker de kost verdient met het metselen van stevige muren en granieten wanden voor putten met stille wateren en diepe gronden. Hij kon niet meteen goed vatten wat er stond. Dus vertelde ik het hem in normaal Nederlands. Hij begon te trillen. Zijn gelaat vertrok. Zijn sportschool-spierenbundels begonnen te rollen en op te zwellen. Hij slaakte een oerkreet. “Ik heb me nog nooit zo vreselijk gekwetst gevoeld”, brulde hij agressief, maar ook met nauw verholen verdriet. Vervolgens trapte hij de schutting tussen onze tuin en die van onze super vriendelijke buren aan flarden. Daarna ging hij in een donkergroene plastieke Hartmann tuinstoel zitten en moest hij smartelijk wenen. Precies op dat moment begonnen de camera’s van SBS 6 te snorren en vroeg de altijd gewoon gebleven verslaggeefster wat er door hem heen ging toen hij die brief las.

N.b. Het is eigenlijk helemaal niet leuk, maar ik vind het wel leuk.

1 reactie

Opgeslagen onder Uncategorized

De steeds snellere veramerikanisering van Nederland.

Vlag USA. 2015

In mijn perceptie worden wij steeds Amerikaanser.. Ik vind dat eigenlijk geen goede ontwikkeling. Ik associeer Amerika met hebzucht, egoïsme, veel lawaai en weinig wol, oppervlakkigheid, keiharde zakelijkheid, machtswellust, extreem nihilistisch individualisme, onrechtvaardigheid, liefdeloosheid en onechtheid.

Maar ik associeer het daarentegen ook met ultieme vrijheid. Met prachtig geschreven boeken. Met wonderbaarlijke wetenschappelijke ontdekkingen en geheel nieuwe inzichten. Met betoverende landschappen en met, hoe raar het ook klinkt, rust. De mogelijkheid om je uit de wereld terug te trekken en “je eigen ding te doen”.

Ik sta dus zeer ambivalent t.o.v. de USA en ik blijf buitengemeen kritisch t.a.v. alles wat ons uit dat krankzinnige land bereikt. Ik betreur de snelle veramerikanisering van Europa en vooral van Nederland. Nederland lijkt soms wel op een staat van de USA.

Hieronder beschrijf ik in willekeurige volgorde enige saillante fenomenen die mijns inziens behoren bij die snel uit de hand lopende veramerikanisering. Het zijn dingen die mij steeds meer opvallen. Zaken die wij naar mijn mening bijna kritiekloos en als vanzelfsprekend uit die tenenkrommende, materialistische Amerikaanse cultuur hebben overgenomen. Daarbij zij overigens wel aangetekend dat het proces van echte extreme amerikanisering vooral de jongeren treft die zo ongeveer na 1985 zijn geboren. Voor deze jongeren is de neoliberale en sterk commercieel gefundeerde, cultuuroverdracht uit de USA echt leidend geworden bij de vormgeving van het grootste deel van hun leven.

Hier volgt dus mijn duiding (limitatieve opsomming) van bovenbedoelde processen. Het is een willekeurige opsomming en niet gerangschikt naar orde van belangrijkheid.

De invloed van Amerika kenmerkt zich door:

-Het, zonder enige relativering, uitvergroten van elke individuele prestatie, hoe klein en onbenullig ook, en die vervolgens op een overdreven en onbescheiden manier bewieroken. Het overnemen van kenmerkende Amerikaanse dingen zoals gillend joelen in plaats van applaudisseren, overdreven raar juichen, het imiteren van specifieke Amerikaanse maniertjes zoals bijvoorbeeld, intimiderende handgebaren, overdreven gezichtsuitdrukkingen, coole one-liners en gevatte slogans etc. het overvloedig gebruik van hyperbolen. Maar ook het voortdurend en bijna dwangmatig aanleggen van sensationele lijstjes met de ’10 beste’ van dit of de ’25 slechtste’ van dat, het hysterisch opblazen en belangrijk maken van min of meer normale alledaagse gebeurtenissen door ze, om commerciële redenen, voor te stellen als eenmalige, unieke, imposante en levensveranderende zaken. En al dat soort flauwekul vindt dan vooral plaats op de hysterische en doorgedraaide verrekijk, waar de commerciële strijd om de hoogste kijkcijfers de betrokken televisiemakers bijna tot de volledige waanzin drijft.

-Reclame zonder einde. Gierende en brullende muziek waar hysterische stemmen doorheen gillen om ons te verleiden tot het aanschaffen van dingen waar we ook heel goed zonder kunnen.

-Rijkdom en macht als absolute zingeving. Geld, bezit en de daaruit voortvloeiende privileges worden binnen de westerse , lees Amerikaanse, cultuur eenduidig tot de belangrijkste zaken van het menselijk bestaan gerekend, ja, zelfs verheven tot de ultieme zin van het ganse leven, waardoor al het menselijke streven ook in onze samenleving steeds nadrukkelijker wordt beheerst door rauwe hebzucht, macht, machtswellust, machtsmisbruik, afgunst, zelfverheerlijking en megalomanie.

-De exponentieel voortschrijdende vercommercialisering en seksualisering van de samenleving. De ultieme overwinning van de TV–reclame, van de perfide hersenspoelende marketing en het sluipende bedrog dat met deze processen samenhangt.

-De winst najagende managers-cultuur. Kosten-batenanalyses. Meten is weten om nog meer winst te maken tegen zo min mogelijk loonkosten. Kortom het kritiekloos één op één overnemen van de niemand en niets ontziende Amerikaanse bedrijfscultuur. Het hele mondiale perverse financiële kaartenhuis onder welks wankele dak de raskapitalisten van Wallstreet en de Londense city miljarden kunnen stelen en waar zij de welvaart van de hele wereld op het spel zetten teneinde hun eigen geldingsdrang en machtshonger te kunnen stillen. Ondemocratische machtscentra zonder weerga die het slechtste en het meest destructieve in de mens evoceren.

-De medemens uitsluitend nog beschouwen als een middel om jezelf te verrijken. Het ‘stroomlijnen’ van arbeidsverhoudingen en het degraderen van de deskundige en loyale werknemer tot een inwisselbare loonslaaf. “Voor jou tien anderen” en meer van die leuke mensvriendelijke dingen! Het bedrijf louter en alleen zien als jouw onaantastbare absolute eigendom en daarbij de sociale functie, die een bedrijf per definitie ook heeft, volstrekt en met voorbedachte rade negeren. De maatschappelijke functie van een bedrijf dus willens en wetens ontkennen.

-De consequente afwijzing van alles wat met solidariteit te maken heeft. Solidariteit is vies, solidariteit is namelijk socialisme en socialisme is een excuus voor losers en luiwammesen

-De aantasting van waardevrij onderwijs door het op geraffineerde wijze introduceren van perverse prikkels en het doel van onderwijs niet anders formuleren dan in economische termen. Onderwijs moet nuttig zijn voor het bedrijfsleven, zo niet, dan gaat er geen geld naar toe. Dit gaat altijd ten koste van het niet direct rendabele fundamentele wetenschappelijke onderzoek.

-De onsympathieke, doorzichtige en commerciële schijnvriendelijkheid. “Nog een hele fijne avond” en alle schijnheilige, totaal niet gemeende gemeenplaatsen die worden gebezigd om jou het geld uit de zak te kloppen.

-De voortdurende nadruk op werk, werk, en nog eens werk. De eenzijdige nadruk op het, economisch gezien, zo belangrijke arbeidsethos van de gemiddelde loonslaaf en dit ethos vervolgens op een geraffineerde wijze verheffen tot een ziekelijk sociaal statussymbool met alle stress die zoiets met zich meebrengt, tot gevolg.

-De opkomst van rare, soms zelfs wrede vormen van christelijk religie in de vorm van wereldvreemde sekten met mensen die zich steeds vreemder en onwerkelijker gaan gedragen.

-Het op het schild hijsen van volstrekt irrelevante, oppervlakkige en nietszeggende idolen. Onbescheidenheid en megalomane borstklopperij tot in het absurde.

-De eenzijdige nadruk op het uiterlijk. De voortdurende benadrukking van vorm, gepaard aan verwaarlozing van inhoud.

-De teloorgang van de literatuur zoals wij die kenden met ambachtelijke geniale taalkunstenaars die we ingeruild hebben tegen trendgevoelige oppervlakkige mooisschrijvers. Mensen die zo snel praten dat je ze bijna niet meer kunt verstaan.

-De benauwende dictatuur van de sociale media in zijn algemeenheid en in de publieke ruimte in het bijzonder. In dit verband gaat het intensieve en wijdverbreide gebruik van die vermaledijde sociale media echt op een kwaadaardig soort hersenspoeling lijken. Er is al min of meer wetenschappelijk vastgesteld dat het gebruik van dit soort media tot akelige verslavingsverschijnselen bij de jeugd kan leiden en al heeft geleid. De ‘dwingende’ content van de sociale media bevordert een bepaalde, extreem commercieel gefundeerde lifestyle die sluipenderwijs het hersenloze en dwangmatige consumentisme van de kritiekloze massa bevordert. Zo kan de dominante Amerikaanse cultuur nog steviger geïmplementeerd en verankerd worden in het individuele neurale systeem.

-Het langzaam minder worden van echte creativiteit, vindingrijkheid en nieuwsgierigheid als het gaat om alle gebieden die buiten de neoliberale economie liggen (de geesteswetenschappen, het oude ambachtelijke werken etc.). De mens wordt op zulk een wijze gedegradeerd tot een luie, dwangmatige, bijna hersendode consument die met behulp van een algehele parasitaire en decadente welvaart op zijn verwende wenken wordt bediend en onmiddellijk gaat mopperen en klagen als er even iets niet meezit.

-Het langzaam verdwijnen van onbaatzuchtig handelen. Vrijwilligerswerk kan steeds meer gedefinieerd worden als liefdewerk van bejaarden voor bejaarden. Jongeren hebben wel wat anders en belangrijkers te doen!!

-Een materialistische samenleving van: ‘ieder voor zich en god voor ons allen’. Het rabiate, Ayn Rand-achtige egoïsme neemt, vooral in welgestelde kringen, bijna potsierlijke vormen aan. De uiteindelijke uitkomst bij min of meer gelijkblijvende economische omstandigheden is dat een zeer kleine, weltfremde, economische elite de gebraden haan uithangt en dat een enorme bezitsloze massa van pauper-achtige loonslaven en pseudo-zelfstandigen de steeds vettere hanen voor hen mag braden tegen beloning van een paar luizige grijpstuivers.

Ik vind dus, in tegenstelling tot de meeste Nederlanders, dat er niet alleen goede zaken uit de USA komen. Nog helder en duidelijk staat me voor de geest dat er in de jaren zestig en zeventig heel wat van mijn vrienden geen goed woord over hadden voor Amerika. Dat is nu volledig anders. Voor hen is Amerika inmiddels het beloofde land geworden. De muziek, de boeken, de manier van praten, de manier van doen, het dansen en de muziek, het moet allemaal Amerikaans zijn, anders deugt het niet. Het Europese continent wordt door hen gezien gezien als het suffe ingeslapen Avondland waar eigenlijk niets goeds meer vandaan kan komen. Eigenlijk schurkt men het liefst tegen de moderne Amerikaanse manier van leven aan. En New York is dan in de ogen van menige hippe trendvolger het Walhalla van de eigentijdse cultuur. Maar zelf ben ik eigenlijk niet zoveel veranderd. Ik stem nog steeds op Groenlinks, ik wandel nog steeds in mijn uppie volstrekt doelloos kilometers door de gecultiveerde natuur van de Veluwe en ben nog steeds van mening dat het Amerikaanse, neoliberale sociaal-culturele-economische complex een slecht recept is voor een duurzame en gelukkiger wereld . De destructieve krachten die een dergelijk nihilistisch complex oproept zijn veelvuldig en zullen er uiteindelijk voor zorgen dat het steeds minder grappig wordt op deze aardkloot. Maar “YOLO” zeggen die rare Amerikanen samen met hun dwepers hier in Nederland. “Apres nous la deluge”!!!

Van mij mag het dus allemaal een onsje minder. Ik word niet warm of koud van die Amerikanen. Op mij komen ze heel vaak over als een stelletje oppervlakkige schreeuwlelijken. Ik mis bij hen de rust, de bespiegeling, het bezonken geluk, de diepe cultuur van het geschreven woord en het besef van een diep in de geschiedenis gewortelde culturele identiteit. En wat ik helemaal eeuwig zonde vind is dat zij de gemoedsrust van heel veel waardevolle mensen blijvend hebben verstoord door het effectief planten van het idee dat je met geld, bezit en macht een gelukkig mens kunt worden. Ik zie om me heen dat het echt niet waar is, maar wat kan ik doen? Ik richt mijn hoop op de nieuwe economie, op de nieuwe, werkelijk vrije mens en probeer al die oude, traditie en conservatisme bevestigende politiek van “rechts” en “links” af te schudden.

Echter, zoals ik al zei, Amerika is het ideale land om je er in terug te trekken en er, in het aangezicht van al die overweldigende en grootse natuur, je eigen geïsoleerde leven te leven. Een machtig leven dat je naar believen kunt vullen met wetenschap en kunst. Niemand die je stoort, niemand die echt belangstelling voor je heeft en niemand die zich dus met je bemoeit. Prachtig!! Een ware Zen-beleving.

Noot.

Laat ik eens een keer actueel doen met een actualiteit die in ieder geval een duidelijke link heeft met de willekeurige losse flodders die ik hierboven uit mijn pen heb laten vloeien.

Zojuist (1-3-2015 Tegenlicht VPRO) hoorde ik Joris Luyendijk over banken praten. Hij onderzocht gedurende twee jaar het doen en laten van bankiers en hun hulptroepen. Hij is geschrokken van de onvermijdelijke conclusie. Een nieuwe crisis op financieel gebied kan grote delen van het mondiale handels verkeer lam leggen. De gevolgen zijn denk ik niet te overzien.

Een oplossing voor het probleem is er wel. Ik heb daar al talloze keren over geschreven. De belangrijkste intentie moet zijn dat we zo snel mogelijk de ontsteking uit de op scherp staande financiële atoombom halen. Dat kan alleen als we op democratische manier via de politiek het vigerende neoliberale, financieel-economische systeem neutraliseren. Wat in dat kader zeker zou helpen is om niet langer bewezen hebzuchtige en machtsgeile mensen op maatschappelijke sleutelposities te kiezen. Het systeem kan alleen ontmanteld worden door verstandige, wijze en liefdevolle mensen die niet te beroerd zijn om zich echt voor het algemeen belang  in te zetten. Er bestaat een grote urgentie als het gaat om het daadkrachtig plannen en uitvoeren van de juiste maatregelen.

Luyendijk zegt terecht dat het enige wapen dat ons nog rest het fatsoen is. De wil om eerlijk te delen. De wil om soberder te gaan leven. De wil om op relatief korte termijn over de hele wereld  kleinschalige economieën  op poten te gaan zetten met behulp van  de immense en geavanceerde mogelijkheden op technisch gebied, Het stoppen van de financieel-economische globalisering. Het is eigenlijk teveel om op te noemen. En er moet nu echt een begin mee worden gemaakt, voordat het te laat is.

25 reacties

Opgeslagen onder Uncategorized

Gouden Bollen.

De toekomst.

De toekomst.

 

 

Het hoog jankende gegil gaat door merg en been. En zo gaat het al minstens een paar uur. Een hoog snerpend geschreeuw, gekrijs eigenlijk. Ik weet wat er aan de hand is, maar probeer de onvoorstelbare horreur die daar buiten rondwaart toch zo veel mogelijk emotioneel buiten de deur te houden. Desondanks gaat het gegil en gekerm mij door merg en been.

Wij zitten vast in de kelder onder een boerderij die boven ons is ingestort. In de stal, achter de boerderij, staan paarden waarvan er een een granaatscherf in zijn buik heeft gekregen. Zijn darmen hangen eruit en slepen als een rode vlag over de grond. Het moet een ziedende pijn veroorzaken. Vandaar dat gegil. Een paard kan blijkbaar ook gillen. Een van de baby’s begint zacht jammerend te huilen. Het heeft honger. Er is niets meer te eten. We zitten hier al vier dagen. Toen de vijandelijkheden uitbraken zijn we onmiddellijk naar beneden gegaan. Wij waren niet voorbereid. Het kwam plotseling. Vier families in een keldergewelf van 5 bij 6 meter. Geen voedsel. Geen sanitaire voorzieningen. Twaalf kinderen, waaronder drie baby’s. Hoe kan God zo wreed zijn. Vijf mensen zijn de eerste dag gewond geraakt en liggen voortdurend te kermen. Geen medicijnen. Geen verbandmiddelen. En geen medische deskundigheid.

Ik ben even naar boven gekropen, de trap op naar het kelderraam waar geen glas meer in zit en dat nu voor de helft geblokkeerd wordt door puin en zwarte aarde. De lucht is inktzwart. Het ruikt naar rook en verbrand vlees. Beneden doe ik verslag.

Geen vluchtmogelijkheid. Geen manier om er achter te komen wat er aan de hand is.

Tussen al het gekerm , gehuil en gegil is steeds een constant dof brommen aanwezig. Het vibreren van de bedorven kelderlucht ; trillingen die zo onderhuids kruipen dat zij bijna niet bemerkt worden. Ik zit met mijn rug tegen de muur. Verleg mijn benen en sla daarbij met mijn hakken op de vloer. Het klinkt hol. Er moet zich iets onder de keldervloer bevinden. Ik wrijf met mijn handen het stof en puin weg waardoor in de aarden vloer de omtrek van een soort luik zichtbaar wordt. Het luik valt weg naar beneden, lost eigenlijk op in het niets en een stralend zonlicht begint door de opening te schijnen. Ik steek mijn hoofd door het gat en zie op ongeveer anderhalve meter onder mij wuivend goudkleurig gras. Een onbestemde geur verdrijft de smerige lucht van de kelder. Ondersteboven hangend zie ik uit over een onmetelijke goudkleurige grasvlakte, hier en daar onderbroken door zwarte pilaren die een enorme omvang moeten hebben. Mijn uitzicht wordt belemmerd door mijn ongemakkelijke houding. Ik laat mij door de opening naar beneden zakken en beland op het zachte dek van het gouden gras. Nu kan ik verder kijken en wat ik zie beneemt mij de adem. Een goudgele vlakte, licht golvend en hier en daar onderbroken door gigantische zwarte pilaren waarop reusachtige, ook weer goudkleurige, bollen rusten. De pilaren hebben, schat ik, een omvang van meer dan een kilometer en torenen kilometers hoog de lucht in. Een lucht die zo helder is dat je elk detail van grote afstand kunt waarnemen. De gouden bollen moeten een middellijn hebben van drie a vier kilometer en tekenen zich af tegen een hemel die lichtblauw van kleur is. In die hemel staan twee goudkleurige zonnen naast elkaar, die deze droomwereld van een diep geel, sepia-achtig licht voorzien. Het diepe brommen en vibreren blijkt de grondtoon te zijn van een vervreemdende ijle atonale muziek. Teder, maar toch ook een beetje dreigend.

In de gouden bollen zitten op regelmatige afstand van elkaar ronde uitsparingen van waaruit een smaragdgroen licht zwak pulseert. Boven mijn nog op de grond liggende lichaam zie ik een donker vierkant in de lucht hangen. Er kijken bleke angstige gezichten naar beneden. Ik wenk. Een voor een laten ze zich uit het donkere vierkant naar de gouden grond zakken. Op het moment dat ze door de poort komen verdwijnen hun kleren. Ze liggen naakt op het gulden gras. Hun wonden zijn verdwenen. Ze vertonen geen geslachtskenmerken meer. Ook ik ben naakt en zonder geslachtskenmerken. Uit de smaragdgroene holten in de gouden bal komen doorzichtige wezens aangevlogen. Zij raken ons aan en wij verliezen onze materiële hoedanigheid. Wij worden opnieuw geordend in een metafysisch kader en overzien het eeuwige moment der schepping met ontzag en vanzelfsprekendheid.

De rest is eeuwige vrede

9 reacties

Opgeslagen onder Uncategorized

Er bestaan veel misverstanden rond de functie van BANKIER. Subtitel: ‘Ode aan de Bankier’.

Bankier met zijn vrouw.

Bankier met zijn vrouw.

Hoe vibreert mijn zelf gecreëerde  leefomgeving niet op het ritme van mijn uitzonderlijke psychische en fysieke perfectie, maar bovenal ook op de stuwende kracht van mijn juveniele vitaliteit. Hoe siddert mijn creatieve en originele hartstocht niet van ongebreidelde en synergetische daadkracht. Daadkracht die wortelt in de excellentie van mijn geniale, schier sacrale hoedanigheid en die zich noodwendig op grootse wijze manifesteert in dit prachtige en atletisch gebouwde corpus. Alles in mij is er op gebrand mijn evidente superioriteit steeds opnieuw te bewijzen. De onontkoombaarheid van mijn uitmuntendheid wordt keer op keer weer bevestigd als ik smekelingen en onsympathieke zwakkeren gelijk schurftige en primitieve honden van mij aftrap. Ik ben God. Ik ben het alfa en het omega. Er is niets dat mij kan deren. Alle hulde aan mij bewezen is volkomen terecht en vanzelfsprekend. Gebrek aan de mij verschuldigde eerbied wordt door mij hoogstpersoonlijk gestraft met ultieme vernedering en algehele economische vernietiging. Dergelijke ondankbare, schier blasfemische en volstrekt respectloze non-valeurs zijn het eigenlijk niet waard om te leven. Zij zullen door mij van het aangezicht der aarde verwijderd worden. Ja, mensen, u heeft het waarschijnlijk al geraden, ik ben een bankier!!!

En zie, in het donker flonkert om mijn hoofd een imponerende stralenkrans van heiligheid en perfectie. Mijn welgevormde, als uit kostbaar marmer gebeeldhouwde, voet rust op de afgebeulde ruggen der loonslaven en banale middelmatigen, voor wie mijn monetaire woord hun enige wet is.

Ik ben bankier. Ik ben onaantastbaar en schep mijn eigen wereld. Sidder, huiver en bewonder. Dat is alles wat ik van u eis. Bij uw ‘in gebreke blijven’ zal mijn wraak vreselijk zijn, zult u de diepste en donkerste krochten der anonimiteit en onbetekenendheid moeten ervaren en zult u, op geleide van mijn goddelijk gestuurde hand, moeten lijden als een konijn in de strik van een stroper.

Mijn uitzonderlijke excellentie is onweersproken. Mijn genie wekt alom bewondering en waardering. Als het mij pleziert of zo uitkomt werp ik u in de grondeloze diepte van de opperste armoede en degradeer ik u tot willoos slachtoffer van uw eigen hebzucht. U zult wenen en klagen. U zult alle duivels uit de hel vloeken. Maar u zult mij niet kunnen deren, omdat ik de Onaanraakbare ben. Ik ben het begin en het einde. Ik ben het leven en ik beslis over de dood. Ik ben een bankier.

Begrijpt u dat? U bent voor mij niets meer dan een nietige aardworm dewelke met een nonchalante en terloopse beweging van mijn voet tot stof kan worden vertrapt.

En ziet, dan is daar plots onze Joris, eigenlijk kan ik, als door God verkozen bankier, wel zeggen: ‘mijn eigen Joris’. Mijn eigen beeldschermridder die met zijn scherp geslepen tweesnijdend pennenzwaard de draak der vooroordelen te lijf gaat!!!! Hij zegt dat het allemaal best wel meevalt met die ‘monsters’ die zich schuil houden in de ingewanden van zakenbanken. De ‘monsters’ zijn niet de bankiers, maar vooral de financiële darmpoliepen, ook wel quanten geheten, die derivaten in de vorm van gebakken darmgassen produceren die, via de anus (de anus is hier dus de gemetamorfoseerde bankier), het doodzieke financiële lichaam verlaten om hun heilloze en vernietigende werk te doen. Deze pathologische flatulentie, als noodlottige voortbrenger van giftige gebakken darmdampen, veroorzaakt wereldwijd een penetrante stank die het algemene geluksgevoel van de mondiale bevolking sterk vermindert. Maar het algeheel disfunctioneren van dit totale metabolische proces kan natuurlijk niet exclusief aan de anus worden toegerekend, daar deze sterke sluitspier in feite niets anders doet dan het ordelijk faciliteren van de afgifte van allerhande stinkende afvalproducten. Het gaat derhalve niet aan om de anus i.c. de bankier voor het totaal van het disfunctionerende proces verantwoordelijk te houden. Joris verzoekt daarom buitenstaanders met gevoelige reukorganen hun vooroordelen overboord te gooien, de schellen van de ogen te nemen en de anus, de bankier dus, te zien voor wat hij werkelijk is, namelijk een banale, onwelriekende, faciliterende opening van een doodziek financieel lichaam.

Soms echter gaat Joris, en ik praat hier in mijn onaantastbare functie als bankier, veel te ver in zijn verklarende verkenning van de bankierswereld.

Bankiers zouden, net als andere mensen, sterfelijk zijn. Sterfelijk? Ik? Kom nou, gelooft u nou werkelijk dat de drager van een dergelijke stralende excellentie en van zulk een bovenmenselijke en buitensporige uitmuntendheid, sterfelijk kan zijn. Ik ben de “Master of the Universe”. Dat weet toch iedereen!! Als ik sterf, sterft het universum. Alsjeblieft zeg, Joris, blijf eens even met je beide benen op de grond!

Bovendien zouden wij, bankiers, kunnen lachen en huilen, net als andere mensen. Ik zou dus in staat moeten zijn om te lachen en te huilen, beweert Joris. Wel, dat moge misschien zo zijn, maar dan toch zeker niet ‘net als andere mensen’. Zo ik al zou willen lachen of huilen dan doe ik dat uitsluitend op mijn geheel eigen excellente en uitmuntende wijze, want, zo valt zonder veel overdrijving te stellen, als ik lach dan lacht het ganse universum en als ik huil dan huilt de hele wereld!

Tevens zou ik, volgens die dekselse Joris, en dat is misschien nog wel de kwalijkste bewering, ook ongeveinsd aardig en vriendelijk kunnen zijn. Ja, het woord ‘joviaal’ is in dat verband zelfs gevallen. Wat een ultieme belediging!! Immers, elke bankier weet tegenwoordig zo langzamerhand wel dat welgemeende onvervalste vriendelijkheid en oprechte authentieke empathie duidelijke aanwijzingen zijn voor een alles ondermijnende karakterzwakte. Ik ben natuurlijk wel een god, mensen! En dat gegeven wordt door Joris in mijn ogen toch nog te weinig benadrukt. Door zijn woorden zou men zomaar de indruk kunnen krijgen dat ik een doodgewoon mens ben.

Nota bene (voor de alle zekerheid, want je weet maar nooit met de huidige bloggers):

Ironie (uit het Grieks:  geveinsde onwetendheid) is een stijlfiguur waarbij dat wat klaarblijkelijk gezegd wordt, afwijkt van dat wat bedoeld wordt. Zodoende is ironie veelal alleen herkenbaar voor de geoefende of ingewijde verstaander. Om het verschil tussen het gezegde en het bedoelde uit te drukken, kan de ironie gebruikmaken van verschillende andere stijlfiguren, zoals sarcasme en understatement. Met gezichtsuitdrukkingen en intonatie kan de gebruiker van ironie aan de verstaander extra hints geven dat zijn uitspraak niet letterlijk bedoeld is

7 reacties

Opgeslagen onder Uncategorized

´Hallo Muur´van Erik Jan Harmens.

Alcoholverslaving. 2015

Ja, wat moet ik nou toch zeggen over dit boekje. Eerst maar eens het volgende: ik lees tegenwoordig steeds vaker dat adjectieven in de moderne literatuur volstrekt uit de mode zijn. Ze kunnen niet; ze zijn verboden op straffe van vernietigende recensies. ‘Waarom’ wordt er nooit bij verteld, maar van de meeste moderne en hippe recensenten mag het absoluut niet. Ik denk dat ik de reden wel weet. Veel lezers vinden namelijk een zin met twee bijzinnen al gauw een onoverkomelijke en saaie woordenbrij. Zinnen van meer dan tien woorden moeten te allen tijde voorkomen worden, bijwoorden en bijvoeglijke naamwoorden mogen niet of slechts uiterst spaarzaam gebruikt worden en de roman mag zeker niet meer dan 250 bladzijden tellen. Deze opvatting weerspiegelt een moderne gehaaste en zakelijke wereld die niet gebaat is bij overbodige flauwekul en grote lappen tekst. Het gaat om ‘content’ en de vorm van deze content is eigenlijk niet zo relevant. Schrijf zo sober mogelijk op wat je bedoelt. Verspil de tijd van de lezer niet met bloemrijk en ingewikkelde taalgebruik. De lezer heeft wel wat anders te doen. En schrijf wat de lezer graag wil lezen. Het liefst leest de lezer over zichzelf of over mensen die op hem lijken. Het moet een feest van herkenning zijn. Maar het moet ook eenvoudig en eenduidig zijn. En graag, als het even kan, een verhaal over de kommer en kwel van ongelukkige stakkers die getormenteerd en depressief door het leven strompelen, tegen welks het saaie alledaagse bestaan van de lezer zelf dan als een onbezorgd en zonnig leven kan afsteken. Kijk aan, zo slecht heb ik het kennelijk nog niet eens, hoor je de lezer bijna verzuchten. Dat soort boeken verkoopt heel goed. Denk ik. Vermoed ik.

Het zijn, mijns inziens, de losse commerciële flodders van hippe moderne schrijvers als Koch en Kluun of de simpele romans van Giphart die aan de hierboven door mij genoemde criteria voldoen. En dan komt daar dus nu de roman ‘Hallo Muur’ van Erik Jan Harmens bij! Dit soort boeken wordt gekenmerkt door een krampachtige, gemaniëreerde moderniteit, door vrij grote taal-armoede en door inhoudelijke armetierigheid. Maar ja, ze gaan meestal over allerlei hippe en trendy zaken zoals alcoholverslaving, echtscheidingen en extreem nihilisme en worden de hemel ingeprezen door allerlei hippe, zich zo jong mogelijk voordoende, rolmodellen (talkshowhosts, D.J.’s en wat niet al) die onze spannende, moderne, hedonistische samenleving op hun geheel eigen en jeugdige wijze cultureel vorm proberen te geven. Dus we moeten die hippe boeken wel lezen om erbij te blijven horen. En ik trap er dus steeds weer in met mijn domme kop.

Ik vind het taalgebruik van de schrijver van ‘Hallo Muur’ zeer pover. Met de taal wordt naar mijn gevoel eigenlijk helemaal niets gedaan in dit boek. Des te stuitender is de inhoud van dit boek echter. Het beschrijft de verwording van een arbeiderszoon die onder invloed van teveel vrijheid en te midden van een extreem hedonistische ambiance aan zijn zinnelijke lusten bezwijkt en zijn heil vervolgens zoekt in overmatig alcoholgebruik. En die drank maakt vervolgens meer kapot dan hem lief is.

Het betreft hier een egodocument van een bekende Nederlandse dichter. In de roman beluister ik de echo’s van een ongelukkige jeugd, van een aanzwellende leegheid waartoe de zestiger en zeventiger jaren sluipenderwijze de aanzet waren, van evidente karakterzwakte, van een wanhopige vlucht naar de dichtkunst en van de coïncidentie van zijn ontdekking als dichter.

Het boek is eigenlijk alleen maar inhoud. En die inhoud evoceert bepaalde ongezellige keiharde sfeerbeelden. Het is, zoals gezegd, een droevige en sombere inhoud. Zoals zoveel taalkundige niemendalletjes leest het boek, op geleide van mijn onverzadigbare nieuwsgierigheid, heel gemakkelijk weg. Zeer korte hoofdstukken. Kleine simpele zinnen. Ja, mijn nieuwsgierigheid werd geprikkeld. Het is in feite dezelfde soort nieuwsgierigheid als die welke wordt geprikkeld bij het kijken naar allerlei onzinnige, banale reality-soaps. Is het de intelligentie van de schrijver die maakt dat de roman soms meer diepgang lijkt te hebben dan een platte nihilistische litanie van een ‘mislukt’ leven? Het boek werd tot op heden nog niet ontmaskerd als ‘de kleren van de keizer’. Door niemand. Dat heeft met reputatie en commercie te maken. Het boek wordt goed verkocht en dat telt. In deze tijd meer nog dan al het andere.

Een boek over geluk en zelfvertrouwen uit de fles. En…………natuurlijk de persoonlijke overwinning na veel strijd en lijden. Ik heb het al zo vaak gelezen. En dan veel beter!

1 reactie

Opgeslagen onder Uncategorized

“Tijdmeters”, “The Bone Clocks” David Mitchell.

DSC_2153

De schrijver is dus David Mitchell, die ook “Cloud Atlas” heeft geschreven. “Cloud Atlas” werd prachtig verfilmd en was een groot succes.

Ik heb het boek met veel plezier gelezen. Het is een raadselachtig, magisch boek. Alledaagsheid en fantasie lopen op een natuurlijke wijze door elkaar. David Mitchell is een fantastische schrijver in beide betekenissen van het woord. Zijn hoofdpersonages worden, ondanks hun bizarre achtergronden, op een ambachtelijke en zeer deskundige wijze als levensechte, invoelbare en soms zelfs regelrecht toegankelijke mensen weergegeven. De inhoud, het verhaal van de roman lijkt vanzelfsprekend, maar wordt in werkelijkheid doorspekt met magische gebeurtenissen en raadselachtige figuren. Het geheel is op een bijzonder kundige en artistieke wijze neergezet.

Van dit boek heb ik een ‘project’ gemaakt. Ik heb me eigenlijk louter en alleen willen richten op taalgebruik en op stijl. Dat was niet makkelijk, omdat ik het boek eerst in het Engels heb gelezen. De schrijver neemt ons mee naar diverse ‘subculturen’ elk met hun eigen taalgebruik. Vooral het taalgebruik binnen de Engelse studentenwereld in de vorm van een eigen specifiek ‘jargon’ was voor mij soms moeilijk te doorgronden. Ik heb veel gebruik moeten maken van het woordenboek, maar dat bood lang niet altijd uitkomst omdat het woordgebruik daarvoor vaak veel te specifiek was. Over de inhoud van het verhaal zal ik natuurlijk niets verklappen.

Ik ben een groot liefhebber van de semantiek en let er daarom altijd op of een schrijver wel de juiste betekenis van een woord hanteert. Ook de stijl, de formulering van de zinnen vind ik van het grootste belang. De taal moet, in mijn ogen, goed en creatief gebruikt worden met gedoseerd gebruik van metafoor, beeldspraak, pleonasme, paradox, eufemisme, hyperbool, synesthesie, en wat men allemaal nog meer kan gebruiken om het taalgebruik te verfraaien.

Ik overdrijf denk ik niet als ik stel dat ik de taal, formulering en zinsconstructie veel belangrijker vind dan de daadwerkelijke inhoud van een boek. Voor mij dient het taalgebruik verrassend en artistiek te zijn, het moet getuigen van ambachtelijkheid; literatuur dient kunst te zijn en niet primair een utilitaire winstgevende bezigheid. En, hoe pedant het misschien ook klinkt, ik bepaal uiteraard helemaal zelf wat ik dienaangaande mooi en interessant vind. Ik kan bij beoordeling van kunst niet varen op de smaak van een ander. Wel kan ik ‘leren’ van de kennis die een ander inzake de kunst heeft verzameld. Een kennis die vaak nodig is om een artistiek product op zijn werkelijke esthetische merites te kunnen beoordelen. Maar om maar weer eens een stokoud en tot op het bot afgekloven cliché te gebruiken: “Over smaak valt niet te twisten”. En wat dat betreft betreur ik het dan ook zeer dat de alom aanwezige commerciële machten vaak een voor hen profijtelijke smaak of voorkeur opdringen door middel van geraffineerde marketing in de geniepig verborgen vorm van, in verlokking en verleiding verpakte, psychische dwang. Een psychische dwang in de vorm van een soort commerciële hersenspoeling die een lifestyle oplegt die wel heel erg ver afstaat van publiek belang dienende intenties ( intenties zoals bijvoorbeeld de bevordering van individuele authenticiteit en daaraan gerelateerde eigen smaak van consumenten). Het hele proces van list en bedrog heeft daarentegen alles te maken met de, soms schier pathologische, drang waarmede een bepaalde materialistisch ingestelde economische elite vaak rücksichtslos streeft naar het vergaren van geld, macht en verhoging van de eigen sociale status. Maar, tot zover, deze terzijde!! Ik liet me weer even meeslepen door mijn verontwaardiging!

Kortom, bij het lezen van een roman prevaleert bij mij altijd de esthetiek van het taalgebruik en niet de inhoud. De inhoud van een boek kan nog zo boeiend zijn, maar als het taalgebruik het door de grijze massa zo uitbundig geprezen jip-en-jannekeniveau niet ontstijgt, dan leg ik het boek al heel snel weer terzijde. Er zijn namelijk grenzen aan wat ik dienaangaande kan verdragen.

The Bone Clocks” heb ik, gezien bovenstaande, ook in Nederlandse vertaling gelezen en dan heet het dus “Tijdmeters”. De vertalers Harm Damsma en Niek Miedema hebben een prachtig stukje werk afgeleverd. Want zo’n boek vertalen is om den drommel niet eenvoudig. Zij geven er blijk van het Engels en het Nederlands tot in de perfectie te beheersen. Als er een prijs is voor vertalers, en die zal er ongetwijfeld zijn, dan verdient dit tweetal deze prijs te krijgen.

Ik vind het boek prachtig geschreven en vertaald. Het is verrassend omdat we een reis maken door de tijd tot in de relatief verre toekomst (2043!). Op deze reis vergezellen wij een diversiteit aan hoofdpersonages die allen een sleutelrol in het verhaal vertolken.

De moraliteit van het boek is vrij hoog. Het gaat om goed tegen kwaad. De chronometristen belichamen het ‘Goede’ en de Anachoreten vertegenwoordigen het ‘Kwade’. Het perspectief wisselt dus veelvuldig. Soms is de Ik-figuur een chronometrist, één keer is het een Anachoreet, en een paar keer is de Ik-figuur een neutraal sleutelpersonage, waarvan de eerste (1984: Hittegolf) en de laatste keer (2043: Sheep’s head) het echte hoofdpersonage t.w. Holly Sykes.

Het verhaal van het boek zit, ondanks de wonderen der magie en de bovenzinnelijke gebeurtenissen, logisch in elkaar. Het verhaal zoekt als het ware zijn eigen weg en lijkt wel op een betoverende wijze organisch opgebouwd te worden. Dingen lijken doodgewoon, maar zijn het dus niet. Wonderen ingebed in het leven van alledag. Wat wil je nog meer? Het boek raakt mij in zoverre dat ik het qua taalgebruik prachtig vind en ik het om die reden alleen al tot een van de beste boeken reken die ik de laatste tijd heb gelezen. Maar ook het verhaal is zeer de moeite waard.

Het laatste hoofdstuk van het boek – 2043 Sheep’s Head – is bijzonder beklemmend door zijn uitermate realistische beschrijving van een mogelijke zeer sombere toekomst. Het is helemaal niet moeilijk om je een dergelijke afschuwelijke toekomst voor te stellen, gegeven de arrogante en egoïstische nonchalance waarmede de huidige mensheid de dreigende gevaren van onze nabije toekomst negeert of bagatelliseert.

Een echte boodschap kan ik niet ontdekken, mogelijk geeft het boek wel een waarschuwing af om op een verantwoorde en liefdevolle wijze met onze kwetsbare planeet om te gaan.

Nogmaals, de stijl en de formulering van het totale verhaal zijn heel erg goed. Alleen al daarom zou dit boek gelezen moeten worden.

1 reactie

Opgeslagen onder Uncategorized

Halbe Zijlstra in Buitenhof: Griekenland kan naar de donder gaan, als ze ons maar terug betalen.

Anarchisme 2014

 

Buitenhof met Halbe Zijlstra. Hoe komt het toch dat ik deze man zo’n stijle lichtgewicht vind? Hij werd aan de tand gevoeld door Marcia Luyten, een econome, die er moeite mee heeft om, ook als dat echt nodig is, de economie buiten het gesprek te houden. Begrijpelijk natuurlijk als je van economie houdt.  Halbe Zijlstra (Ik noem hem, heel flauw, altijd: Halve Zoolstra) verwoordt, als archetype van een VVD’er, de droge keiharde opvatting (visie kan ik het niet noemen, want een visie pleegt verder te reiken dan de waan van de dag) van de VVD dat begrip voor netelige situaties van anderen uit den boze is, vooral als dat medeleven geld gaat kosten. En met Griekenland gaat “begrip” ons geld kosten. Kennelijk. Volgens de hebzuchtige rijken van onze samenleving. Een empathische zienswijze  die niet direct tot eigen voordeel strekt wordt genadeloos neergesabeld als  onrealistisch en onrechtvaardig. Terugbetalen zullen ze! Die luie, verspillende en krekelachtige Grieken!! En dat één op de drie Grieken onder de armoedegrens leeft, kan de gemiddelde VVD’er geen donder schelen. Net zoals ze het geen donder kan schelen dat onze verzorgingsstaat door hun ijverige toedoen tot op de fundamenten toe wordt afgebroken. Als je niet werkt dan ben je onproductief, als je onproductief bent lever je dus niets op, als je niets oplevert dan kost je alleen maar geld en ben je eigenlijk ook best wel lui, en als je lui bent dan deug je niet, dus is het niet erg om iedereen die niet productief is af te knijpen en op het sociale minimum te zetten, zijnde exact die plaats waar zulke luie donders nou eenmaal thuis horen.

Wij, d.w.z. alle VVD’ers,  willen ons geld terug, want we hebben het al zo moeilijk, of om met Jan de Bouvrie te spreken: Ik moet ook inleveren want ik kan na een jaar niet eens meer een andere nieuwe dure auto kopen en ik kan me al helemaal geen nieuw vakantiehuis permitteren op dit moment.

Bent u het helemaal niet eens met dit stukje dan moet u op de VVD stemmen. Geeft niks, want VVD’ers moeten er natuurlijk ook zijn! Al was het alleen maar om op te mopperen.

1 reactie

Opgeslagen onder Uncategorized

Benedictus Spinoza. Gelovige of ketter?

Spinoza. 2015 Tractatus Theologico - Politicus. 2015 Spinozahuisje Rijnsburg. 2015

 

Spinoza werd op 24 november 1632 geboren te Amsterdam op de Vloonburg (de huidige Zwanenburgwal. Vlak bij de plek aan de Amstel waar nu de Stopera is).

Zijn vader was Michael d’ Espinoza (alias: Gabriel Alvares). Hij trouwde drie maal. Zijn eerste echtgenote was Rachel d’Espinoza, dochter van zijn oom Abraham Jesserun d’Espinoza uit Nantes. Zij schonk Michael twee kinderen, Isaac en Rebecca. In 1627 overleed zij. Vervolgens trouwde hij met Hanna Deborah, die hem drie kinderen schonk t.w. Miriam, Baruch, Gabriel. Zij overleed in 1638 aan tuberculose toen Baruch 6 jaar oud was. De derde echtgenote was Ester dÉspinoza die kinderloos bleef en in 1653 overleed.

De familie d’ Espinoza was afkomstig uit Portugal. Het waren joden die door het katholieke bewind waren verjaagd (Maranos) uit Spanje en Portugal. Zij kwamen uiteindelijk via Nantes en Antwerpen in Amsterdam terecht waar zij een hechte gemeenschap vormde inclusief de joodse gebruiken.

Spinoza bezocht de normale joodse scholen (“Ets Haim”, Boom des Levens). Zijn familie genoot aanzien binnen de joodse gemeenschap en was donateur van de joodse school waar Spinoza op zat. Spinoza bleek een uitzonderlijk begaafde leerling. Toen zijn oudere halfbroer Isaac overleed moest hij van zijn vader Michael in het familiebedrijf komen werken. Zij handelden, via hun bedrijf in Nantes, in mediterrane producten. Door dit werk was Spinoza niet in staat om zich optimaal aan zijn studie te wijden. Desondanks slaagde hij erin om allerlei controversiële gedachten en ideeën te ontwikkelen en te uiten die hem uiteindelijk ernstig in conflict brachten met de orthodoxe joodse gemeenschap waartoe hij behoorde.

Hij bestudeerde, als autodidact, de Tora, de Bijbel en de bekende joodse filosofen (Maimonides, de joodse evenknie van de Arabische Averroës). Hij leerde latijn en maakte zo kennis met de middeleeuwse scholastiek (Abelard, Thomas van Aquino, Albertus Magnus etc.), met de Griekse filosofen (Socrates via Plato, Aristoteles, Plotinos etc) en tenslotte met de nieuwe filosofie van de Renaissance, vooral Giordano Bruno en Rene Descartes. Met name Giordano Bruno wond er in zijn tijd geen doekjes om. Hij vertolkte zo ongeveer dezelfde metafysica als Spinoza. Er kan geen sprake zijn van een buiten het “AL” bestaande God die dus als buitenstaander het geheel zou besturen. Nee, zei meneer Bruno, er is slechts “Het Zijnde”, het universum, dat wil zeggen ons eigen ruimtetijdcontinuüm, dat gelijk te stellen is aan God.

Vanwege zijn godslasterlijke en blasfemische beweringen werd Spinoza voor de Parnassim (bestuurders van een Sefardische gemeente) gedaagd en hem werd verzocht zijn leven te beteren en zijn ideeën af te zweren. Dit weigerde Spinoza, waarop hij door de Parnassim werd geëxcommuniceerd, verbannen, vervloekt, kortom met pek en veren overdekt verjaagd uit de joodse gemeenschap. Contact met hem werd strafbaar. Hij werd als het ware uitgewist door de joodse gemeente. Het originele exemplaar van de oorspronkelijke akte van zijn excommunicatie bestaat nog en daar kan men met eigen ogen lezen waar men Spinoza van beschuldigde en hoe men hem voor deze ‘misdaad’ meende te moeten straffen. (Zelf denk ik dat er wellicht nog iets anders speelde dan alleen de blasfemie. Misschien was Spinoza wel homoseksueel en reageerde men daarom zo buitenproportioneel). Baruch Spinoza werd nu Benedictus Spinoza!

Hij werd in ieder geval uit de joodse gemeente verstoten, verbannen, vervloekt en verdoemd met alle vloeken die in het boek der Wet staan opgetekend. Toen dit gebeurde was Spinoza 24 jaar oud en kwam hij dus volstrekt alleen te staan. Hij wanhoopte echter niet en hij wierp zich des te fanatieker op zijn wetenschappelijke werk. In zijn onderhoud voorzag hij door het slijpen van lenzen. Hij leefde relatief teruggetrokken. Verhuisde wel vaak en woonde in Rijnsburg, Voorburg en Den Haag. Langzamerhand werd hij in de wetenschappelijke wereld een beroemd personage. Hij correspondeerde met de meest befaamde wetenschappers van zijn tijd in Europa. (Descartes, Leibniz, Henry van Oldenburg etc.).

Op 21 februari 1677 stierf Spinoza, net als zijn moeder Hanna Deborah, op 44 jarige leeftijd aan tuberculose.

Zijn werk:

Het enige werk van Spinoza dat tijdens zijn leven werd gepubliceerd is de “Tractatus Theologico – Politicus” Het verscheen in 1670. Globale inhoud: De bijbel werd niet aan enkelen, maar aan de gehele mensheid geopenbaard. De inhoud van dit boek werd middels gelijkenissen, parabels, wonderen etc aan de mensheid kenbaar gemaakt. Dus geen middels de rede, maar op geleide van wonderen, voorbeelden en allerlei irrationele flauwekul. Maar waar wonderen en alles wat dies meer zij de massa vermocht te betoveren, ziet de ‘wijze’ (de met redelijk inzicht begiftigde) Gods macht het meest aanwezig in de grote onveranderlijke natuurwetten. De massa gelooft daarentegen dat God zich openbaart als hij het rationele, gewone natuurverloop verbreekt door middel van wonderen.

Spinoza concludeert dan ook min of meer dat er een geloof is voor de eenvoudigen van geest en een ander, rationeel verhevener, geloof voor de wijzen.

Ook concludeert Spinoza dat Jezus niet Gods zoon is, maar wel de grootste en edelste aller mensen. Hij pleit hartstochtelijk voor de verwijdering van alle starre dogma’s die het geloof aankleven en die, zoals de praktijk steeds weer laat zien, alleen maar leiden tot tweedracht en onverdraagzaamheid. Hiermede is Spinoza zijn tijd ver vooruit en hebben zijn woorden, zeker in deze tijd, nog niets van hun zeggingskracht verloren. Het ware wellicht een goede zaak om op de Islamitische scholen de woorden van Spinoza ook eens te laten klinken.

Het standaardwerk van Spinoza is echter de “Ethica” dat pas na zijn dood werd gepubliceerd in 1677. Het is een ontoegankelijk werk, meetkundig van opzet. Het volgt als zodanig de Euclidische methode, gaat dus uit van mathematische begrippen als axioma’s en werkt met stellingen, bewijzen en conclusies. Er is geen enkel overbodig taalgebruik. Voor een beginner in de filosofie is het een echte afrader. Eigenlijk net zoals het mystieke werk van die rare Heidegger een afrader is.

De inhoud van de “Ethica” is samengeperst op twee honderd bladzijden. Bladzijden die wel tien keer gelezen moeten worden om echt tot de gedachten van Spinoza door te kunnen dringen.

In de “Ethica” gaat Spinoza uit van het begrip: SUBSTANTIE = het ene of oneindige dat onder en achter alle dingen is en alle “ZIJN” bevat en in zich verenigt (voor de goede orde: Substantie is in de metafysica synoniem voor het ding. In de filosofie, en met name in de ontologie, verwijst het naar wat permanent is in de dingen die veranderen. De interpretaties van wat substantie is variëren al naargelang het ingenomen standpunt: zij die stellen dat er slechts één substantie is (de monisten) en zij die het bestaan van twee of meerdere substanties aannemen (de standpunten van respectievelijk de dualistische filosofie en de pluralistische filosofie). Het is eeuwig, oneindig en volstrekt vanuit zichzelf bestaand. Spinoza stelt ‘substantie’ gelijk aan God of natuur. Tegenover het begrip substantie bestaat vlgs Spinoza het begrip ‘MODUS” Dat is alles wat niet uit zichzelf vrij en tegelijk noodzakelijk bestaat, dus in feite alles wat zijn voorwaarde voor zijn bestaan heeft in iets anders. De oneindige substantie heeft twee eigenschappen (Spinoza noemt het attributen), althans de mens kent er slechts twee, namelijk: UITGEBREIDHEID en DENKEN. God is dus oneindige uitgebreidheid en oneindig denken. Denken en uitgebreidheid zijn derhalve aspecten van één substantie. En hier komt Spinoza dus in aanvaring met de opvatting van Descartes die namelijk uitgaat van twee substanties: lichaam en ziel. (Cogito ergo sum).

Spinoza constateert dat elk wezen er naar streeft om in zijn bestaan te volharden. En wordt de drang tot zelfhandhaving bevredigd dan ontstaat er vreugde, maar wordt deze drang afgeremd dan onstaat er droefheid. Dit alles voltrekt zich als een natuurlijke noodzaak en met een ijzeren consequentie. Zo kan men een theoretisch model maken inzake de hoedanigheid van de mens in zijn algemeenheid. Hoe zit de mens in elkaar? In het derde deel van de Ethica verricht Spinoza dit onderzoek. Zijn aldus verkregen inzichten vinden nog steeds hun bevestiging in de moderne theoretische en klinische psychologie.

De metafysica (Metafysica is de wijsgerige leer die niet de werkelijkheid onderzoekt zoals ze ons gegeven wordt uit zintuiglijke waarneming (fysica), maar op zoek gaat naar het wezen van die werkelijkheid en wat haar constitueert. Als zodanig beschouwd is metafysica ook de grondslag van de wetenschappen omdat die uitgaan van een zekere aanname over de aard van de werkelijkheid. Oorspronkelijk betekende de term Wat na de natuur (fysica) komt, gebaseerd op werken van Aristoteles die volgden op zijn ‘Fysica’) van Spinoza is deterministisch. Het begrip ‘substantie’ (ding) is een holistisch begrip. De werkelijkheid doet zich via de werking van de tijd aan ons brein voor als een dynamisch lineair verlopend proces. In feite is de werkelijkheid vlgs Spinoza een vaststaande en causale holistische entiteit. Wellicht, maar dat denk ik zelf dan weer, ligt deze entiteit ingebed in een, wat wij nu noemen, singulariteit (een ongewoonheid, iets waar de natuurwetten niet meer geldig zijn of niet meer toegepast kunnen worden) en is de God van Spinoza gelijk te stellen aan substantie + singulariteit. Het klinkt een beetje vreemd, maar beter kan ik het op dit moment niet verwoorden!

We kunnen teruggaan naar de Griekse pre-socratici in de persoon van Parmenides die al een uiterst interessante ontologie ontwikkelde daar waar het gaat om een deterministische metafysica namelijk zijn overtuiging dat er geen verandering is, geen worden. Hij is derhalve voor latere tijden belangrijk, niet vanwege de hiervoor genoemde onmogelijkheid van verandering, maar wel vanwege de idee dat de substantie eeuwig en onveranderlijk is; het ding (substantie dus) is datgene wat hetzelfde blijft onder wisselende omstandigheden.

Spinoza, en dat zal geen verwondering wekken gezien bovenstaande, ontkent de vrije wil van de mens. Naar zijn mening kan er ook geen sprake zijn van goed en kwaad. Iedereen noemt ‘goed’ wat zijn zelfhandhaving bevordert en ‘kwaad ‘ wat haar belemmert. Hier komt Spinoza heel erg dicht bij de opvattingen van de moderne evolutie-biologie.

Deugd” zegt Spinoza, is niets anders dan het volharden in ’s mensen vermogen zich te handhaven. Hier komt dan het begrip welbegrepen eigenbelang om de hoek kijken. Geheel krachtens eigen deugd handelen is eigenlijk niets anders dan handelen krachtens de wetten van onze eigen aard. Belangrijk hierbij is dan te beseffen dat de mens krachtens zijn natuur, zijn aard, een redelijk wezen is (?????). Net zoals Socrates deed, koppelt Spinoza hier deugd aan de verkrijging van het juiste inzicht. Dat betekent dat handelen volgens de rede, de ratio goed is. De mens handelt dus volgens zijn natuur als hij vanuit het streven naar eigen voordeel handelt op geleide van de rede. Inderdaad, het welbegrepen eigenbelang!!! Maar er zijn verlokkingen, er zijn zaken die van de rede afleiden. Er zijn hartstochten, driften en instincten. Spinoza stelt dienaangaande: een aandoening, sic, (hartstocht, instinct, of drift) kan alleen worden bedwongen of opgeheven door een andere, tegengesteld aan en sterker dan die welke bedwongen moet worden. Wat kan de rede doen als zij zich gesteld ziet tegenover al die driften en hartstochten. Noot: we komen hier langzamerhand op het terrein van het stoïcisme!

Spinoza stelt vast dat elke drift of elke hartstocht altijd weer streeft naar volledige bevrediging. Elke lust wil volledig bevredigd worden zonder inachtneming van andere hartstochten en zonder rekening te houden met het welzijn van de hele persoon. De rede leert ons daarom tegengestelde driften te coördineren en dienstbaar te maken aan de hele harmonische persoonlijkheid.

Maar ook de rede zelf kan tot hartstocht worden en als zodanig functioneren. De rede kan dan deze aandoening overwinnen door zelf aandoening te worden. Er is dan sprake van een ultiem, via de rede verworven inzicht, dat zich manifesteert in hartstocht, in passie voor de onwrikbare rationele evidentie van de ‘Goddelijke’ rede. Het niet door externe stoorzenders, externe stimuli dus, belemmerde inzicht in de ratio van de natuur/God (substantie) schenkt ons dienaangaande, zoals Spinoza het noemt, adequate ideeën.

Driften, hartstochten en ook de zintuiglijke waarneming belemmeren de mens vaak bij het verwerven van adequate ideeën. Alleen de rede in haar hoogste vorm, die Spinoza ‘onmiddellijke aanschouwing’ noemt, verschaft ons adequate ideeën. Zij geeft geen verwarde kennis over de dingen als afzonderlijke grootheden, maar ziet alles in zijn noodzakelijke en eeuwige samenhang.

Zoals we kunnen constateren is Spinoza echt een loot aan de boom van het rationalisme. Hij heeft niet veel op met de zintuigen en de instincten. Hij wantrouwt ze. Spinoza is, zoals reeds gezegd, van mening dat slechts de rede echt betrouwbare kennis kan schenken. En hoever staat Spinoza hier niet af van de empiristen en alle daaruit voortvloeiende opvattingen over de methoden om de wetenschappelijke waarheid te zoeken. Het empirisme dat eenduidig de nadruk legt op het primaat van de zintuiglijke waarneming. Spinoza echter twijfelt niet aan het verstand en zijn vermogen om heldere kennis en onvoorwaardelijke zekerheid te bieden.

Wat we met de rede als absoluut waar hebben aangemerkt, aanvaarden we ook. Adequate ideeën worden aanvaard. De mens komt door inzicht in de rede van het noodzakelijke tot juiste zelf-bepaling en tot echte vrijheid. Het is de enige ware vrijheid die hij kan bereiken. Met het toenemen van voornoemd inzicht groeit volgens Spinoza ook de liefde tot God en het zich voegen naar zijn wil. Zo ontstaat de geestelijke liefde tot God/de natuur (amor dei intellectualis). Tegelijk is deze liefde natuurlijk ook een ‘amor fati’, een liefde tot het onveranderlijke lot (determinisme), zoals Nietsche twee eeuwen later verkondigde. Geluk is geen beloning van de deugd. De deugd zelf is het geluk.

Politieke opvattingen

Spinoza had zeer zeker ook politieke opvattingen. Bij deze opvattingen speelt altijd de geestelijke vrijheid een hoofdrol. Het gaat om het primaat van de vrije meningsuiting en de vrijheid van denken in het algemeen.

Het recht van de staat zal altijd even ver reiken als zijn macht. En tot de macht van de staat behoort alles wat hij kan afdwingen. Er zijn echter dingen die je niet kunt afdwingen, te weten godsdienstige en wetenschappelijke overtuigingen.”Niets verdragen mensen van nature moeilijker dan dat meningen die zij voor waar houden als misdadig worden beschouwd”.

De invloed van Spinoza op het denken was behoorlijk groot. Aanvankelijk duurde het even voordat die invloed gestalte kon krijgen. Hij was aanvankelijk een eenling. De joodse gemeenschap had hem radicaal verstoten en de katholieke kerk zette zijn geschriften op de index van verboden boeken. En in Duitsland overvleugelde het gedachtegoed van Leibniz (de leer der monaden) voorlopig de filosofie van Spinoza.

Maar uiteindelijk kreeg Spinoza steeds meer volgers. En won zijn filosofie steeds meer aan invloed. In Duitsland b.v. Lessing, Herder en Goethe. Maar later ook Schopenhauer, Nietsche, en Henry Bergson.

Kritiek: Spinoza nam als gegeven aan dat ‘inzien/inzicht’ en ‘aanvaarden/aanvaarding’ met elkaar samenvallen. Hij kon zich daarom nauwelijks voorstellen dat iemand iets onontkoombaar zou inzien met zijn verstand en het dan toch niet zou erkennen of aanvaarden. Spinoza ging mijns inziens ten onrechte uit van de ‘redelijke mens’, van de prevalentie en suprematie van de rede.

Een ander punt dat ik niet in zijn voordeel vind spreken is het feit dat hij het niet wenselijk achtte om het menselijk egoïsme te overwinnen. Het kwam hem als volkomen absurd voor dat iemand zich zou opofferen voor een ander. Hierin verschilt hij met zijn opvattingen sterk van de kern van het Christendom.

Met betrekking tot het ontbreken van de sociale component in de filosofie van Spinoza zal ik, na verdere studie, nog nader berichten.

1 reactie

Opgeslagen onder Uncategorized