Categorie archief: Uncategorized

Marcus Aurelius en Commodus. Een paar apart.

 

Commodus

Commodus

Marcus Aurelius

Marcus Aurelius

 De literaire bronnen voor de geschiedkundige feiten m.b.t. Marcus Aurelius en Commodus worden voornamelijk gevormd door:

De “Historiae Augusta” (van de “Biograaf” ca. 395 AD) met o.m. de biografieën van Hadrianus, Antoninus Pius, Marcus Aurelius en Lucius Verus.

De briefwisseling tussen Marcus Aurelius en een van zijn belangrijkste leraren t.w. Marcus Cornelius Fronto, retoricus/advocaat en literair criticus.

Lucius Cassius Dio (Cocceianus). Belangrijk Romeins senator van Griekse afkomst en geschiedschrijver. Tweede/derde eeuw AD.

Aelius Galenus van Pergamon. Hij was een tijdje lijfarts van Marcus Aurelius en de bekendste arts van die periode. Hij was ook de lijfarts van Commodus. Heeft medische verwijzingen gemaakt naar het leven van beide keizers.

Aelius Aristides, een bekende Griekse orator die veel en inhoudelijk heeft geschreven over de tijdgeest van de tweede eeuw AD. Belangrijke oraties etc.

Herodianus, Griekstalige schrijver. Schreef de geschiedenis van Rome tussen 180 en 238 AD.

Het is door de eeuwen heen altijd de vraag geweest of geschreven historische bronnen wel echt betrouwbaar zijn als het gaat om het weergeven van de historische werkelijkheid. Veel geschiedschrijvers uit de Romeinse oudheid bijvoorbeeld hadden een uitgesproken voorkeur voor de oude waarden van de Republiek en waren derhalve op zijn minst een weinig bevooroordeeld. Zo kozen zij bij interne conflicten vaak de kant van de Senaat en hadden zij in feite maar vrij weinig affiniteit met de keizers van het Principaat. Vooral de “wrede en hardvochtige” Commodus moest het in hun biografieën ontgelden.

Marcus Aurelius regeerde als keizer over het Romeinse rijk van 7-3-161 AD tot maart 180 AD.

Hij werd op 26-04-121 geboren in Rome als telg van een vermogend Spaans geslacht van Patriciërs. Zijn familie was van oorsprong afkomstig uit de buurt van Cordoba en verhuisde later ( 1 ste eeuw AD ) naar Rome toen de familie politiek en economisch steeds belangrijker werd.

De overgrootvader van Marcus was Marcus Annius Verus I (senator en ex-praetor = Een praetor (tegenwoordig ook gespeld als pretor) was een belangrijk magistraat in het Romeinse Koninkrijk en in de Romeinse Republiek. De naam praetor kan letterlijk vertaald worden als “voorganger” en heeft mogelijk een militaire oorsprong. Praetores waren geen beroepsrechters, maar duiden een iudex of rechter aan, die de rechtszaak behandelt ). Met dank aan Wikepedia.

Zijn grootvader was Marcus Annius Verus II en hij was het die tot het patriciërsschap werd verheven. Zijn oudste zoon was Marcus Annius Verus III en was de vader van Marcus Aurelius. De moeder van Marcus Aurelius was Domitia Lucilla de Jongere, een telg uit een rijk geslacht (steenfabrieken).

Marcus Aurelius had nog een iets jongere zuster Annia Cornificia Faustina.

De vader van Marcus stierf op jonge leeftijd toen Marcus drie jaar oud was. Later schrijft Marcus over zijn vader dat hij van hem “Bescheidenheid en Manhaftigheid” leerde. Zijn moeder is nooit hertrouwd. Domitia Lucilla bracht hoogstwaarschijnlijk niet erg veel tijd door met haar zoon, dit geheel in lijn met de toen heersende gewoonten van de aristocratische klasse. Desondanks schrijft Marcus dat hij van zijn moeder “Vroomheid en eenvoud van eetgewoonten” leerde, en hoe hij “De manieren van de rijken” moest vermijden. Het schijnt, zoals blijkt uit het werk van Marcus, dat hij een liefhebbende band had met zijn moeder.

Na de dood van zijn vader werd Marcus Aurelius geadopteerd door zijn grootvader Marcus Annius Verus II. Hij groeide op in het huis van zijn ouders dat op de Caelius stond, een van de zeven heuvels van Rome. Hij noemde deze streek met liefde en genegenheid “Mijn Caelius”. Marcus verbleef ook veel in het paleis van zijn grootvader dat op dezelfde heuvel “De Caelius” stond, vlak naast het toenmalige Paleis der Lateranen (een belangrijke en vermogende familie die tijdens het bewind van de wrede keizer Nero in ongenade viel en waarvan alle bezittingen werden geconfisqueerd).

Marcus kreeg thuis onderwijs en ging op advies van zijn oom Catilius Severus (stiefvader van zijn moeder Domitia Lucilla), die zich ook op constructieve wijze met de opvoeding van Marcus bemoeide, niet naar een publieke school. In zijn vroege pubertijd werd Marcus sterk beïnvloed door zijn tekenleraar Diognetus, die hem de eerste beginselen en van de filosofie en de daarbij behorende leefwijze bijbracht. In april 132 nam hij de mantel en de leefgewoonten van de filosoof aan. Hij studeerde gehuld in de ruwharige mantel van de filosoof en sliep op de grond. Zijn moeder maakte een eind aan deze flauwekul door hem te gebieden weer in zijn bed te gaan slapen.

In 132/133 AD kreeg hij nieuwe leraren. De bekendste was Alexander van Cotiaeum, een beroemd litterator, die Marcus onderwees in de literaire vormgeving en zorgvuldige bewoording. Zijn invloed is terug te vinden in de “Meditationes” van Marcus Aurelius.

Opvolging van Hadrianus 136 – 138.

De openlijk homoseksuele reiskeizer Hadrianus wees, na een ernstige ziekte waardoor hij bijna het loodje legde, een opvolger aan. Een adoptief zoon. Lucius Aelius Caesar. Een dag voordat deze geadopteerde opvolger zijn “maidenspeech” voor de senaat zou houden stierf hij echter. Op 24 januari 138 werd Aurelius Antoninus, de latere Antoninus Pius, als nieuwe opvolger benoemd. Deel van de afspraak was dat deze Aurelius Antoninus op zijn beurt Marcus Aurelius en Lucius Verus, de zoon van de eerder genoemde en helaas veel te vroeg gestorven Lucius Aelius Caesar, zou adopteren (m.h.o.o. Latere opvolging). De dochter van Aurelius Antoninus, Faustina, moest zich verloven met Lucius Verus.

Opvolger van Antoninus Pius 138-45

Toen in 138 Hadrianus stierf volgde Aurelius Antoninus hem op als adoptief keizer en werd hij Antoninus Pius.

Antoninus Pius verordonneerde vervolgens dat zijn dochter Faustina de verloving met Lucius Verus moest beëindigen en zich moest verloven met Marcus Aurelius.

Marcus kon door zijn “adoptie” niet de normale Cursus Honorum gaan volgen. Marcus woonde al in het paleis van Hadrianus. Na de dood van Hadrianus moest hij in het keizerlijke paleis van Tiberius op het Palatijn gaan wonen. Marcus had een hekel aan de bombast en de pracht en praal van het keizerlijke hof. Hij wilde studeren, wilde sober leven, wilde veel lezen etc. Het leven van een Romeins keizer leek hem helemaal niets. Maar helaas werd hij toch min of meer gedwongen om voor de vorm maar een beetje toe te geven. Ondanks alles bleef Marcus Aurelius toch de eenvoudige, sober levende, intellectuele jongeman die hij altijd al was geweest. Markus wilde zijn leven eigenlijk helemaal wijden aan de filosofie. Zijn keizerschap gooide wat dat betreft roet in het eten.

De gezondheid van Marcus Aurelius is nooit goed geweest. Lichamelijk was hij niet sterk. In zijn briefwisseling met Fronto wordt over en weer geklaagd (gezeurd) over lichamelijke ongemakken en ziektes.

De verdere opleiding van Marcus Aurelius.

Nadat Marcus de toga virilis had aangenomen werd zijn verdere opleiding voortvarend ter hand genomen. ( Als een Romeinse jongen de volwassen leeftijd bereikte (meestal 14 à 16 jaar), werd dat op grootse wijze gevierd met het aannemen van de mannentoga (togae virilis sumptio). De jongen droeg ’s morgens de amulethouder (bulla) die hij vanaf zijn geboorte om zijn hals had gedragen, aan de Lares van de familie op. Hij legde daarna de van een purperen rand voorziene kindertoga (toga praetexta) af en droeg voor de eerste keer de volledig witte mannentoga (toga virilis, ook wel toga alba of toga pura). Na een maaltijd thuis, waarbij de zoon des huizes voor het eerst in zijn nieuwe kleding als volwassen man aanlag, ging het gezelschap ’s middags naar het tabularium, waar de nu meerderjarige volwassene in het register van de burgers werd ingeschreven. Daarna gingen ze in de tijd van de Republiek naar de tempel van Minerva op de Capitolijn om een muntoffer te brengen op het altaar van Iuventas. Vanaf de inwijding van de Tempel van Mars Ultor op het Forum van Augustus in 2 v.Chr. werd deze laatste fase van het ritueel vervangen door ‘het begeleiden naar het forum’ (deductio in forum). Zijn vader, zijn andere naaste verwanten en vrienden en cliënten brachten de jongen naar het Forum van Augustus, waar de jongen waarschijnlijk zijn eerste offer bracht als volwaardig burger. Soms werd zelfs een standbeeld van de jongeman opgericht ter herinnering aan dit ritueel.

Marcus begon zijn opleiding in de welsprekendheid. Zijn leraren waren: Voor de Griekse taal: Aninus Macer, Caninius Celer en Herodes Atticus. Voor de latijnse taal: Fronto. Marcus zou zijn aller intiemste gedachten voortaan altijd in het Grieks opschrijven.

De belangrijkste leraren waren Herodes Atticus, maar vooral Fronto, met wie Marcus een hele intieme en warme band had. Fronto heeft steeds geprobeerd om Marcus Aurelius bij de, in zijn ogen, verderfelijke filosofie van de Stoa weg te houden. Maar dat mocht niet baten. Toen Marcus ongeveer 25 jaar oud was had hij definitief genoeg van alle rechtsgeleerdheid en welbespraaktheid en besloot hij zich onder de bezielende leiding van Appolonius van Chalcedon verder te bekwamen in het beoefenen van het stoïcisme. Maar het was vooral de wereldberoemde stoïcus Quintus Junius Rusticus die de meeste invloed had op Marcus. Later in zijn leven verdiepte Marcus zich uitgebreid in de filosofie van Socrates, van Epictetus, maar ook van Diogenes de cynicus.

Het stoïcisme heeft voor Marcus Aurelius altijd een solide houvast en een onfeilbaar richtsnoer betekend in zijn drukke en volle leven. Zie de bijlagen.

In april 145 AD trouwde Marcus Aurelius met Faustina. Zij kregen samen (?) dertien kinderen. Slechts een zoon (Commodus) en vier dochters werden ouder dan hun vader. De romeinse manier was om met pasgeboren en hele kleine kinderen een niet al te grote binding te hebben, zodat het veelvuldig vroegtijdig overlijden van kwetsbare boorlingskes en peuters niet zo hard aan kwam.

Marcus Aurelius wordt keizer in 161 na de dood van Antoninus Pius.

Antoninus Pius regeerde van 138 tot zijn dood in 161 AD. Zijn bestuur werd gekenmerkt door rust, vrede (natuurlijk altijd zeer relatief in die tijd) en voorspoed. Na zijn dood werd Marcus Aurelius keizer, een functie waar hij overigens helemaal geen zin in had en waartegen hij zich dan ook min of meer verzette. Liever had hij een leven willen leiden in dienst van de filosofie. Maar het mocht dus niet zo zijn.

Hij stond er wel op dat Lucius Verus mede-keizer werd. En aldus geschiedde. Om e.e.a. te bezegelen werd de dochter van Marcus, Annia Lucilla, ter verloving aan de mede-keizer Lucius Verus aangeboden.

Na de troonsbestijging van de beide keizers was het meteen gedaan met de rust. Het land werd geteisterd door watersnood, mislukte oogsten en hongersnood. Marcus en Lucius hadden hun handen vol aan het oplossen van de vele problemen. En als klap op de vuurpijl vielen in het oosten de Parthen (Koning Vologases IV) in de vroege herst van 161 het Romeinse rijk aan en bezette de Romeinse vazalstaat Armenië. De Romeinse gouverneur van Cappadocië Marcus Sedatius Severianus trachtte het onheil te keren doch werd op genadeloze wijze in de pan gehakt door de beruchte Partische generaal Chosrhoes. Sedatius pleegde zelfmoord.

Drie legioenen werden van de grens bij Germania verplaatst naar het oosten, waardoor dit grensgebied uitermate werd verzwakt en de germaanse stammen (Quadi, Marcomannen, Chatti etc.) van de gelegenheid gebruik maakten om het Romeinse rijk binnen te vallen.

Lucius Verus werd naar het oosten gestuurd om het leger tegen de agressieve Parthen aan te voeren en een neefje van Marcus Aurelius t.w. de betrouwbare en wijze Marcus Annius Libo moest de overleden gouverneur van Cappadocië vervangen en tevens een beetje toezicht houden op Lucius Verus die, in plaats van zijn legioenen an te voeren in de strijd tegen de Parthen, ferm en heftig de beest was gaan uithangen in Antiochië. Lucius Verus was een knappe aantrekkelijke kerel en een echte vrouwenmagneet, maar ook behoorlijk wilszwak en decadent. Hij hoerde, snoerde en gokte erop los en omringde zich in Antiochië met nietsnutten en falderappesen. Hij bezat de mooiste concubine van het hele romeinse rijk t.w. de schone, maar o zo verdorven en laaggeboren Panthea. Intussen trouwde Lucius Verus, “voor de vorm” in 164 AD ook nog met Annia Lucilla, zijn toenmalige verloofde en dochter van Marcus Aurelius.

Intussen sleepte de oorlog tegen de Parthen zich voort. Het geluk wilde dat de Romeinen aldaar werden aangevoerd door een uitzonderlijk goede generaal genaamd Avidius Cassius. Hij hield verschrikkelijk huis in het overwonnen Parthië. Hij plunderde en moordde en vernietigde de hoofdsteden van de Parthen, Ctesiphon en Seleucca. Avidius Cassius werd als beloning benoemd tot gouverneur van Egypte, een vitaal gebied voor de Romeinen gezien de productie van graan. De oorlog tegen de Parthen werd beëindigd en de beide keizers overladen met eerbewijzen in verband met deze “overwinning”. Echter, tijdens het beleg en de plundering van Ctesiphon waren de legionairs besmet met een besmettelijke ziekte. Zij namen de ziekte mee naar Rome. Waarschijnlijk mazelen of waterpokken. De ziekte werd al spoedig pandemisch en vele miljoenen mensen lieten het leven. Er wordt gezegd dat er op een gegeven moment zelfs twee duizend doden per dag te betreuren waren in Rome. Men noemde het naderhand de Antonijnse plaag of ook wel de plaag van Galenus.

De oorlog met de Germaanse stammen. 166 – 180 AD.

Door de troebelen in het Oosten was de grens met Germania ernstig verzwakt. Marcus Aurelius voerde daar, aanvankelijk samen met Lucius Verus, de legioenen aan. De romeinen leden vele nederlagen. De barbaren drongen zelfs over de Alpen het moederland binnen (beleg en vernietiging van Opitergium en Aquileia). Als je de laatste slag maar wint, en die wonnen de romeinen altijd, zoals hun geschiedenis, ook toen al, aantoonde. Lucius Verus overleed in 169.

De plannen van Marcus Aurelius inzake de oorlog tegen de germaanse barbaren werd nog verder in de war gestuurd door een opstand in Egypte van Cassidius Cassius. Marcus was weer eens ernstig ziek en men vreesde voor zijn leven. Faustina, die zich bij een eventueel overlijden van Marcus, onbeschermd voelde, zou gemene zaak hebben gemaakt met Avidius Cassius. Deze, in de “veronderstelling”, dat Marcus Aurelius inmiddels dood was riep zich uit tot keizer en maakte zich op om vanuit Egypte op te trekken naar Rome. Echter, toen bekend werd dat Marcus nog leefde, keerde het leger zich tegen hem en werd hij door een van zijn eigen centurions onthoofd. Het hoofd werd, in een doek gewikkeld, naar Rome gebracht en als “oorlogsbuit” aangeboden aan Marcus Aurelius. Deze moest van dergelijke barbaarse dingen niets weten. Ook voor zijn echtgenote Faustina was hij vergevingsgezind en ruimhartig.

De enige nog in leven zijnde zoon van Marcus, Commodus, werd door zijn vader als zijn opvolger benoemd. Hij doorbrak hiermede de traditie van de adoptiefkeizers en herstelde dus de dynastieke opvolging.

Uit de bronnen blijkt niet dat Marcus echt veel contact had met zijn zoon. Commodus ging toen hij wat ouder was wel mee op veldtocht om tegen de Germaanse stammen te vechten, maar over intensief contact tussen vader en zoon blijkt niets. Wel zorgde Marcus Aurelius dat Commodus de beste opvoeding en opleiding kreeg, gegeven door de beste leraren die er binnen het Romeinse rijk waren te vinden. Tijdens zijn laatste, best wel succesvolle veldtocht tegen die dekselse Germaanse stammen, zag het er eindelijk naar uit dat Rome de genadeklap kon uitdelen, maar helaas werd Marcus ernstig ziek en overleed hij in 180 AD in de stad Vindobona (het latere Wenen) en werd hij opgevolgd door Commodus die van zichzelf zei dat hij in het keizerlijke purper was geboren.

Over Marcus Aurelius, de laatste van de zes “goede” keizers schreef Herodianus het volgende: “Als enige keizer gaf Marcus Aurelius blijk van zijn geleerdheid en dat niet alleen door louter woorden of door kennis van filosofische stellingen, maar ook door zijn smetteloos karakter en zijn bescheiden sobere wijze van leven”.

Commodus was de enig overgebleven zoon van zijn vader Marcus Aurelius. Zijn moeder was Faustina. Commodus werd geboren op 31-8-161 AD in Rome. Hij was keizer van Rome gedurende de periode 180 – 192 AD Van 177 – 180 was regeerde hij als medekeizer samen met zijn vader Marcus Aurelius. Zijn troonsbestijging als keizer was het de eerste keer, sinds Titus zijn vader Vespasianus in 79 opvolgde, dat een zoon zijn vader opvolgde als Romeins keizer. Hij was er trots op dat hij in het purper was geboren d.w.z. Tijdens het bewind van zijn vader als keizer.

De belangrijkste literaire bronnen voor het leven en de regeerperiode van Commodus zijn: de Historiae Augusta, Herodianus en Dio Cassius.

Commodus had een tweelingbroer, Titus Aurelius Fulvus Antoninus, die op zeer jonge leeftijd in 165 AD stierf. Op medisch gebied werd Commodus begeleid door de beroemde geneesheer Galenus. Verder kreeg Commodus een uitgebreide opvoeding en opleiding van een overvloed aan uitstekende onderwijzers. De focus van zijn opleiding lag op intellectueel gebied. Op 7 juli 175 AD nam Commodus de toga virilis aan, terwijl hij samen met zijn vader verbleef aan het noordelijke front bij de Donau. Vanaf 177 AD ging hij dus samen met zijn vader regeren kreeg hij officieel de titel Augustus en kreeg hij evenveel macht als zijn vader Marcus Aurelius. Vervolgens trouwde hij met Bruttia Crispina. Zij was van zeer voorname familie. Het huwelijk duurde 10 jaar en leverde geen kinderen op. Na tien jaar werd zij in 188 AD beschuldigd van overspel en verbannen naar Capri, alwaar zij enige tijd later terecht werd gesteld. Toen Marcus Aurelius op 17 maart 180 AD stierf volgde de 18 jarige Commodus hem, met instemming van het leger, meteen op als enig keizer.

De regeerperiode van Commodus kenmerkte zich door relatieve rust op militair gebied, maar op politiek gebied vertoonde deze periode grote onrust en strijd, voornamelijk veroorzaakt door het toenemende willekeurige en grillige gedrag van de keizer zelf. Edward Gibbon is van mening dat met de troonsbestijging van Commodus het verval van het Romeinse rijk inzet.

Commodus sloot (kocht voor heel veel geld) vrede met de opstandige Germaanse stammen aan de Donau. Daarna keerde hij, terwijl hij steeds meer onder de invloed van slechte (i.c. laaggeboren) vrienden kwam te verkeren, terug naar Rome om zijn “overwinning”te vieren. Hij verviel van kwaad tot erger. Staatszaken liet hij volledig over aan uiterst corrupte vleiers en pluimstrijkers, bevrijde slaven en regelrechte schurken. De Senaat kreeg een steeds grotere hekel aan Commodus. Zijn eerste vertrouweling was zijn kamerheer Saoterus, een bevrijde slaaf, die zich een enorme macht verwierf. Commodus was geliefd bij het leger en bij het plebs door zijn enorme vrijgevigheid en zijn krankzinnige deelname aan gladiatorgevechten. Zijn hele houding toonde overduidelijk aan dat hij de politiek van zijn vader totaal verwierp. Hij schoof de adviseurs van zijn vader aan de kant. Verwierp ook uitdrukkelijk de ernstige, strenge en sobere leefwijze van Marcus Aurelius en hij raakte volledig vervreemd van zijn familieleden. Hij vermoordde om het minst of geringst vele romeinse burgers omdat sommige mensen altijd wel op een of andere manier zijn toorn opwekten

Dio Cassius, zijnde een tijdgenoot van Commodus en vaak ooggetuige van zijn handel en wandel, beschrijft hem als “niet van nature slecht, in tegendeel, maar zo argeloos als iemand zich maar kan voorstellen” Zijn simpelheid, samen met zijn lafheid, maakte hem een willoze slaaf van zijn metgezellen, zijn door en door corrupte en slechte vrienden. Door hen werd Commodus verleidt tot een zinnelijk en liederlijk leven, tot infaam en abject gedrag en tot uiterst wrede gewoonten.

Er werden voortdurend samenzweringen beraamd tegen Commodus. Eerst door zijn oudste zus Domitia Lucilla, samen met de jonge senatoren Quadratus en Quintillianus. Dit koste hen allemaal en nog vele anderen het leven door het uiterst knullige optreden van voornoemde druistige senator Quintillianus. Hij riep: Dit zwaard wordt u gezonden door de Senaat. Vervolgens wilde hij een hele speech gaan afsteken. Zover kwam het niet, want hij werd overmeesterd door de lijfwacht van Commodus en meteen terechtgesteld.

De staatszaken werden verkwanseld aan corrupte en onbetrouwbare vertrouwelingen die ten koste van de staat enorme vermogens vergaarden en daarbij een ongekende machtswellust aan de dag legden.

Eerst was daar dus Saoterus, die vermoord werd door andere vertrouwelingen van Commodus, omdat zij afgunstig waren op de machtspositie van deze Saoterus. Commodus was sterk aangeslagen door de dood van Saoterus. Vervolgens verscheen een zekere Perennius* op het toneel, die later een complot beraamde om Commodus uit de weg te ruimen. Het complot werd door verraad ontdekt en Perennius en zijn twee zoons, die hij zelf tot generaal had benoemd en die ook in het complot zaten, werden onthoofd.

Vervolgens komt Cleander* aan de macht, alweer zo’n vrijgelaten slaaf, die nog erger bleek dan zijn voorganger Perennius. Cleander was een ware geldduivel en perste overal waar hij maar kon sestertiën uit. Hij verkocht voor grote sommen gelds allerlei staatsambten en stak het geld in zijn eigen zak. Het plebs werd het zat en eiste zijn terechtstelling. Commodus werd bang en liet Cleander, tijdens een voor de keizer zeer bedreigend volksoproer, onthoofden en liet het hoofd van deze corrupte vrijgemaakte slaaf tussen het rapaille gooien. Zo kon een burgeroorlog worden voorkomen.

Commodus nam nu zelf de teugels in handen waardoor alles alleen maar veel erger werd. Hij werd steeds gestoorder. Hij vereenzelvigde zich met de halfgod Hercules. Hij bevocht mensen, wilde dieren en wat niet al in de arena’s van Rome. Het gepeupel vond het prachtig.

Uiteindelijk werd Commodus vermoord ten gevolge van een samenzwering op touw gezet door de prefect Laetus in samenwerking met Eclectus. Eerst werd hij vergiftigd door zijn concubine, ene Marcia, die ook in het complot zat en toen dat niet lukte omdat hij alles er weer uit spuugde werd hij gewurgd door zijn sparringpartner bij het worstelen, een zekere Narcissus (omen est nomen).

Na zijn dood werd hij tot publieke vijand verklaard door de Senaat (damnatio memoriae). Alles wat aan hem herinnerde werd vernietigd. Al zijn standbeelden, en dat waren er nogal wat, werden aan stukken geslagen en opgeruimd.

Hij werd vervangen door de arme, al wat oudere en zeer integere Pertinax, die echter na een paar maanden al door ontevreden en ongedisciplineerde soldaten werd gelyncht.

Hieronder, met dank aan die indrukwekkende vergaarbak van kennis, genaamd Wikepedia. (U kunt het natuurlijk zelf ook zeer wel opzoeken in Wikepedia, maar ik ben dan weer zo vriendelijk om u dat werk uit handen te nemen en het hier, te uwer gerieve, integraal af te drukken):

* “Sextus Tigidius Perennis (died 185) was a prefect of the Roman imperial bodyguard, known as the Praetorian Guard, during the reigns of the emperors Marcus Aurelius and Commodus. Under the latter, Perennis was the man who exercised the chief responsibilities of government in the Roman Empire. In 185 however, Perennis was implicated in a plot to overthrow the emperor by his political rival Marcus Aurelius Cleander, and executed under orders of Commodus.

He was the son of Gnaeus Cornelius Tegidus[1] and married Domnia The Dobrogean in 180 AD. They had Papiria Celena Verch Gurdomnus that year and Septimus Tigidius afterwards.

Perennis was appointed Praetorian Prefect after the execution of the incumbent Prefect Paternus, who had displeased Commodus by ordering without consent the death of the Emperor’s lover and friend Saoterus for his questionable involvement in an assassination plot headed by Lucilla and Marcus Ummidius Quadratus Annianus. Perennis himself was influential in the instigation of his predecessor Paternus’s punishment.[2]

Herodian describes how Perennis capitalised on Commodus’s distrust of the Roman Senate (following the aforementioned assassination attempt to which the Senate was linked) by destroying many powerful Senators and claiming their wealth as his own.[3] So too was Perennis thought to have held ambitions of military power: soldiers were given lavish gifts in an attempt to seduce them to his cause, and his sons were appointed to commanding army roles.[4] The Augustan History suggests Perennis also persuaded Commodus to allow him political control, freeing the Emperor for his more hedonistic personal pursuits.[5]

Commodus was warned both by his friends[6] and by his soldiers[7] of the rising influence of Perennis, and the Praetorian Prefect was soon, in 185, executed on these grounds, after (as Herodian reports) coins bearing his name were shown to the emperor (no such coins have survived). Instrumental in Perennis’s downfall was Marcus Aurelius Cleander, who would go on to fulfill a similar role in the next period of Commodus’s reign”.

* “Marcus Aurelius Cleander (died 190), commonly known as Cleander, was a Roman freedman who gained extraordinary power as chamberlain and favourite of the emperor Commodus, rising to command the Praetorian Guard and bringing the principal offices of the Roman state into disrepute by selling them to the highest bidder. His career is narrated by Dio Cassius, Herodian and the Historia Augusta.

Cleander’s date of birth is unknown but according to Dio Cassius he was born in Phrygia and was sold in Rome as one of a consignment of slaves to be a pack-carrier.[1] By 182 however he had risen high enough to be an official of the Imperial household, and had married the Emperor’s mistress Damostratia.[1] Cleander was instrumental in the death of Commodus’s favourite, the chamberlain Saoterus, attaining his position and soon enjoying the emperor’s full confidence.[1] He began to plot against the Praetorian Prefect Tigidius Perennis, who exercised the chief responsibilities of government since the indolent Commodus preferred not to concern himself with administration.[2]

In 184 he enabled a detachment of soldiers from Britain to denounce Perennis to the Emperor and Commodus gave them permission to execute the Prefect.[2] Cleander proceeded to concentrate power in his own hands and to enrich himself by becoming responsible for all public offices: he sold and bestowed entry to the Roman Senate, army commands, governorships and, increasingly, even the suffect consulships.[1] Early in 188 Cleander disposed of the current praetorian prefect, Atilius Aebutianus, and himself took over supreme command of the Praetorians with the rank of a pugione (dagger-bearer) with two praetorian prefects subordinate to him.[3] Now at the zenith of his power, he continued to sell public offices to the highest bidder as his private business. The climax came in the year 190 which had 25 suffect consuls—a record in the 1,000-year history of the Roman consulship—all appointed by Cleander (they included the future Emperor Septimius Severus).[1] Cleander shared the proceeds with the Emperor, but also used some of it for buildings and other public works.[1]

In June 190 Rome was afflicted by a food shortage, which the praefectus annonae Papirius Dionysius, in charge of the grain supply, contrived to make worse than it actually was and laid the blame on Cleander.[4] As the contemporary senator and historian Cassius Dio narrates, at the end of June a mob demonstrated against Cleander during a horse-race in the Circus Maximus.[4] In response, he sent the praetorian guard to put down the disturbances but Pertinax, the Praefectus urbi (city prefect of Rome), despatched the Vigiles Urbani to oppose them. Cleander fled to Commodus for protection, but the mob followed him calling for his head. At the urging of his mistress Marcia, Commodus had Cleander beheaded and his son killed.[4]

As Edward Gibbon relates it,

The people… demanded with angry clamors the head of the public enemy. Cleander, who commanded the Praetorian Guards, ordered a body of cavalry to sally forth and disperse the seditious multitude. The multitude fled with precipitation towards the city; several were slain, and many more were trampled to death; but when the cavalry entered the streets their pursuit was checked by a shower of stones and darts from the roofs and windows of the houses. The footguards, who had long been jealous of the prerogatives and insolence of the Praetorian cavalry, embraced the party of the people. The tumult became a regular engagement and threatened a general massacre. The Praetorians at length gave way, oppressed with numbers; and the tide of popular fury returned with redoubled violence against the gates of the palace, where Commodus lay dissolved in luxury, and alone unconscious of the civil war… Commodus started from his dream of pleasure and commanded that the head of Cleander should be thrown out to the people. The desired spectacle instantly appeased the tumult…[5]

Ironically, this mirrored the previous incident in which the legions of Britain had demanded and received the death of Perennis, because of which the mob realized that it had every chance of success”.

3 reacties

Opgeslagen onder Uncategorized

De straaljagerpiloot. Waanzin en oorlog.

Daar gaat tie. Behouden vaart!!

Daar gaat tie. Behouden vaart!!

DE PILOOT.

De waanzin van oorlog.

Hij is piloot. Piloot van een straaljager. Bij onze eigen luchtmacht. Hij is al een paar keer uitgezonden naar de Balkan en naar Afghanistan en zo.

Een piloot is meestal een begerenswaardige man. Hij maakt onveranderlijk een goede indruk bij de vrouwtjes. Hij is voor de duvel niet bang. Hij is heer en meester over zijn eigen kist. Hij tart de dood en vertoont een navenante speelse jongensachtige bravoure. Goed opgeleid ook natuurlijk. Geen bril. Want als je een bril draagt pas je niet in een straaljager. Al zijn zintuigen zijn fijn getjoent en hij kijkt wakker en eerlijk uit zijn ogen. Hij heeft een hekel aan liegen. Hij is recht door zee. “Kruger je bent mijn vriend”, zei zijn opa altijd tegen hem toen hij nog klein was.

Hij houdt van honden. Niet van katten. Katten zijn achterbaks. Hij is eerlijk!! Hij praat niet veel, maar wat hij zegt is meteen raak.

Zijn lichaam krijgt steeds meer vorm in de sportschool. Taps toelopend. Geen tatoeages want dat is vulgair en kan duiden op latente criminaliteit. Hij staat bekend om zijn viriliteit. Veel vrouwtjes, maar geen vaste verkering.

En dan op een mooie zomerdag trekt Mohammed Ali Rashid el Said met zijn nieuwe stinger de woestijn in. Heuvelachtig terrein. De draagtas van de stinger snijdt in zijn vlees, maar hij heeft het er graag voor over. Wat graag zou hij niet een christenhond doden op een mooie dag als deze!!

De piloot start voor een verkenningsvlucht boven de woestijn.

Hij stijgt op in een orgie van mechanisch geweld. Alsof hij in een gouden karos op vlammen van goud de hemel gaat bestormen.

Het is het laatste dat we van hem zagen.

Thuis huilt zijn moeder.

Daar gaat tie. Behouden vaart!!

Daar gaat tie. Behouden vaart!!

2 reacties

Opgeslagen onder Uncategorized

Mijn zwakte. Mijn schaamte. Mijn onsympathieke en ondoordachte knieval voor Nu-jij. En hun keiharde, edoch terechte, afwijzing. Kortom: een krankzinnig verhaal.

DSC_1480

Deze bijdrage beschouw ik inmiddels als niet geschreven. Het doet nog veel te veel recht aan die verschrikkelijke fascistische bende die Nu-jij heet. De geschiedenis heeft inmiddels bewezen wat voor afschuwelijke mensen dat uiterst onfatsoenlijke forum herbergt. Ik schaam me dat ik onderstaande bijdrage heb geschreven. Het was een grote fout. Wie wil er nu iets te maken hebben met dat vunzige tuig van de richel. Ik niet, in elk geval

Hoe zwak kun je zijn? Nog geen half jaar geleden berichtte ik aan de Raad van Censuur van Nu-jij dat ik vond dat ik ten onrechte was verwijderd van hun actualiteitenforum. De censors waren van mening dat ik niet “On Topic” was, dat ik maar wat in het wilde weg schreeuwde, en dat ik teveel te pas en te onpas meneer Wilders en zijn volstrekt anti-intellectuele paladijnen lastig viel, ja, zelfs beledigde. Bovendien vond men dat ik niet beknopt genoeg was. Dit alles bleek kennelijk meer dan voldoende om mij een zgn. “Ban” te geven. Op mij kwam een en ander over alsof men zei: “Scheer u weg, astrante opruier, met je infame en perverse leugens over die arme meneer Wilders en zijn aanhangers, over die arme stumpers die zich niet kunnen verdedigen. Wij, d.w.z. de vazallen van meneer Wilders en, op geleide van genoemde slippendragers dus ook de censors van Nu-jij, zijn jouw hekelschriften en valse aantijgingen spuugzat”.

Ik was het hier uiteraard niet mee eens en voerde aan dat ik weliswaar behoorlijk heftig en fel tekeer kon gaan, maar dat ik het niet in mijn hoofd zou halen om echte ordinaire scheldwoorden of anderszins onwelvoeglijke taal te gebruiken.

Ik eindigde mijn antwoord met: “U zult mij niet meer zien op dit forum. Ik heb mijn bekomst van uw willekeur”

Na een half jaar sloeg het noodlot toe en begon ik Nu-jij toch een beetje te missen. U zult zeggen, je kunt toch ook bij die kekke linkse opinie-site “Joop” je ei kwijt. Of bij de hippe, modieuze en hoog-intellectualistische Correspondent. Natuurlijk, maar dan zit je steeds tussen gelijkgestemden en dat is, zoals ik het ervaar, dodelijk voor een levendige en inhoudelijke discussie.

Dus vroeg ik aan de censors van Nu-jij of ze mijn ban wilden opheffen. Ja, hoe gek kun je zijn! Nou, u kunt het antwoord al wel raden! Dat wilden ze dus niet en verwezen daarbij, volstrekt begrijpelijk, naar mijn eigen, hierboven genoemde, afsluitingszin.

En toen sloeg bij mij ineens de schaamte toe. De schaamte over mijn vervloekte slappe knieën. De schaamte over die te grote broek en mijn lafhartig smeken. Ik kan u toevertrouwen dat ik mij om diezelfde reden tegenwoordig nog ternauwernood in de spiegel kan bezien. Welk een schande, welk een gênante vertoning! Deze lafhartige karakterloze houding doet mij, ook nu nog steeds weer, het schaamrood naar de kaken jagen. Wat ben ik toch voor een enorme slapjanus!!

En natuurlijk wil ik niet opnieuw acteren op dat banale en perfide forum!! In feite, diep van binnen, heb ik dat ook nooit gewild. Maar het vlees was, zoals zo vaak, sterker dan de geest! Laat mij daar volstrekt eerlijk over zijn. Eigenlijk weet ik niet goed wat mij bezielde toen ik gelijk Keizer Hendrik IV van het Heilige Roomse Rijk mijn beschamende gang naar Canossa maakte. Want natuurlijk wil ik niet weer moreel besmeurd worden door geïnvolveerd te raken  met kromsprekende en fanatiek op winst jagende instituties die zich, zoals ik helaas aan den lijve moest ondervinden, bedienen van een uiterst “infame en abjecte” censuur teneinde daarmede het vrije woord te smoren en te verkwanselen.

Wat heeft dan tòch gemaakt dat ik, als een of andere afhankelijke en schurftige smekeling, aan dat stelletje winstjagers ben gaan vragen of ik alstublieft weer mee mag razen en tieren op dat uiterst onsympathieke en infame forum? Was ik het slachtoffer van een vlaag van verstandsverbijstering? Nee hoor, Het was in feite nog veel erger, ik wilde namelijk, terwijl ik gewoon normaal bij mijn volle verstand was, op instigatie van mijn zwakke knieën en op grond van het tijdelijk ontbreken van een gezonde zelfreflectie,  zo nodig weer gaan deelnemen aan dat tegen de borst stuitende en vaak volstrekt irrationele geneuzel over het totale wereldgebeuren. Dat wil zeggen: mee klagen, zeuren, beschuldigen en veroordelen op dat super ordinaire, vaak zeer populistische en extreem oppervlakkige Sanoma-forum van Nu-jij. Een decadent, a-vitaal en nihilistisch forum waar nu net precies die mensen op figureren waar ik zo’n bloedhekel aan heb en met moderatoren die, zo mogelijk, nog een graadje erger zijn. Welk een uiterst beschamende afgang heb ik mijzelf dus bezorgd!!!  Wat heb ik voor de zoveelste keer weer eens blijk gegeven van een uitzonderlijk stuitend gebrek aan ruggengraat!!! Kortom, wat een beschamende en gênante horreur!!

Overigens hebben de rechtlijnige, altijd gelijk hebbende, censors van Nu-jij, naar aanleiding van mijn beschamende en vernederende smeekbede, vandaag mijn blog op OBA wel meer dan veertig keer bezocht om te bezien wat voor vlees ze in de kuip hebben. Mogelijk mede naar aanleiding van dit bezoek schrijven de censors op 24-09-2014 om 14.39 in een E-mail gericht aan mijn persoon o.m. het volgende: “Verder publiceert u ongevraagd en zonder overleg correspondentie met ons. Daar zijn we – uiteraard – niet bepaald van gecharmeerd, hiermede houdt het (inhoudelijke) gesprek voor ons op”. Deze arrogante en neerbuigende zinsnede heeft betrekking op een blog dat ik op OBA publiceerde op 28-05-2014 10.04 AM. en waarin ik de gehele gang van zaken tot op de punt-komma nauwkeurig heb weergegeven. De hautaine en verwaten censors van Nu-jij hadden het dus heel normaal gevonden dat ik hen eerst toestemming had gevraagd om het verloop van E-mailconversatie met hen, waar ik overigens niet om had gevraagd, op mijn eigen blog te plaatsen. Bovendien had ik met hen moeten overleggen. Net zo als zij zeker met mij overlegde, toen zij mij een ban gaven omdat zij klachten kregen van Wilders-aanhangers die kennelijk mijn smalende schimpscheuten en felle inhoudelijke kritiek op hun irrationele populistische onzin, niet langer op prijs stelden. Ik vind dit werkelijk te gek voor woorden. Wat een tenenkrommende aanmatiging, Welk een zelfgenoegzame en pedante hovaardigheid. Wat denken deze laatdunkende, aanmatigende en hooghartige poortwachters wel niet?

Maar ja, ik heb helaas helemaal geen recht van spreken. Ik kan nu niet anders dan door het stof gaan in verband met eigen karakterzwakte. Ik heb de grote fout gemaakt om aan Nu-jij te verzoeken mijn ban ongedaan te maken. Wat moeten die mensen zich in eigendunk en machtswellust gewenteld hebben toen zij mij konden berichten dat zij mij wilden houden aan de door mij gedane belofte. Gedane zaken nemen geen keer.

Ja mensen, u bemerkt wel, het leven hangt aan elkaar van karakterzwakte, onsympathieke mensen en zelfgenoegzaam gedrag.

Maar daarnaast zijn er nog genoeg plezierige zaken die het leven veraangenamen, zoals het vrolijk gekwinkeleer van de vogelen des velds, de nimmer aflatende liefde van een zorgzame en loyale echtgenote en de uiterst aangename verpozing die literatuur en wetenschap mij telkenmale weer schenkt.

NB. Overigens kan men zich in goede gemoede afvragen waar ik me in godsnaam toch telkens weer zo druk om maak. Een vraag die de toevallige lezer dezes beslist op de lippen bestorven moet liggen. Het weinig verrassende antwoord moet dan luiden dat ik me eigenlijk, als vurig aanhanger van het ijzerenheinige stoïcisme,  nooit echt druk kan en wil maken. Druk maken zit ook niet in mijn aard. Eigenlijk kloot ik mijn hele leven maar wat aan en kan ik desalniettemin aldus aanklotende – en zoveel moet beslist gezegd worden – uit deze onzinnige en nutteloze bezigheid toch voldoende genoegen, hoop en kracht putten om de toekomst met vertrouwen tegemoet te kunnen zien. Ik zie dan ook de ganse, door mij hierboven beschreven, onverkwikkelijke “gebeurtenis” aangaande de kneveling van het vrije woord, voornamelijk als een totaal niet ter zake doende onderbreking in mijn , overigens, kalm en vredig voortkabbelend bestaan . Het raakt me totaal niet, al zou een argeloze lezer dit niet zo direct uit mijn stellige bewoordingen kunnen concluderen . Ik schrijf, bij wijze van nutteloos en onzinnig tijdverdrijf, graag over dit soort vervreemdende voorvallen. En ik mag dat dan graag doen, in de vorm van ergernisgevende, tot grote droefenis stemmende, archaïsche wartaal. Met kromme en breed uitgesponnen zinnen en gedateerde woorden. Met onzinnige adjectieven en hemeltergend subjonctieven. Het is een soort goed bedoelde desinformatie, zal ik maar zeggen. Het onderhavige incident kwam door een gelukkig toeval op mijn weg en stelde mij in staat om met mijn geliefde taal aan de slag te gaan, en wat meer is, het stelde mij tevens in staat om al die krankjorume  absurditeit, die kennelijk mijn geest bewoont, vrij baan te geven. Het schrijven van onzin als heilzaam therapeuticum! Het valt te bezien waar een en ander gaat eindigen. Er dreigen natuurlijk wel wat gevaren. Eén ervan is dat het ziedende en woeste woeden der wereld mijn vermeende integriteit gaat aantasten.

Ik heb toch al de grootste moeite om mijzelf en mijn medemensen serieus te nemen. En het laat zich dan raden dat onderhavige vervreemdende en rare uitwisseling van nonsens en onredelijkheid mij niet echt helpt bij het vorm geven aan een soort acceptatieproces dat mij in staat moet stellen om op een min of meer adequate wijze met al die intrinsieke onrechtvaardigheid en hartverscheurende blaaskakerij op deze, toch al zo kwetsbare, wereld om te gaan

Maar wat helpt dan wel?

Humor!! Humor moet bij mij op de eerste plaats komen, op de voet gevolgd door ironie en sarcasme. Daarbij zij aangetekend dat het allerbelangrijkste credo in mijn leven toch de stellige overtuiging is dat ik me in een totaal absurd universum bevind en dat ik me bij voortduring omringd weet door volstrekt absurde denkende en handelende mensen. In dat licht bezien kan ik niet anders dan tot het inzicht komen dat ik in dit leven eigenlijk niets hoog te houden heb. Mijn bestaan is pretentieloos. Het creëert zijn eigen betekenis.  Het toont dat ik slechts een stofje aan de weegschaal van de evolutie ben. Ik kan me niet herinneren dat ik in dit leven ooit de noodzaak heb gevoeld om überhaupt iets hoog te houden. Behalve misschien op seksueel gebied, maar dat is dan een direct uitvloeisel van mijn existentiële angst. Voor pompeuze en bombastische pretenties is het leven mij net niet belangrijk genoeg en ik beschouw in dat specifieke kader bezien (het leven dus) mijn kwetterende, twitterende, en vaak uit zijn/haar nek kletsende, medemens vaak als een enorm irritante en storende factor. Goddank ben ik tijdens mijn leven niet uitgegroeid tot een tragisch groepsmens. Ik ben niet, wat men tegenwoordig zo modieus en klef, een mensen-mens zou noemen . In tegendeel, ik verafschuw gedrag dat door een groep wordt “afgedwongen”. Ik heb een grondige hekel aan het banale egalitarisme dat tegenwoordig bijna mondiaal de toon zet, aan al die ergerlijke vormen van groepsgedrag die men pleegt aan te treffen in allerlei “- ismen” zoals het neoliberale consumentisme, het achterhaalde socialisme, het perfide communisme en het destructieve en uiterst onrechtvaardige kapitalisme. En dan hebben we het nog niet eens over het brede scala van volstrekt irrationele en agressieve religies. Er rijzen bij mij dienaangaande vele vragen. Waarom lopen mensen toch steeds zo slaafs achter elkaar aan. Zijn ze bang? Hebben ze moeite met alleen zijn? Is er sprake van een globaal gebrek aan doorzettingsvermogen, aan zelfbeheersing? Waarom aapt men elkaar voortdurend na?  Deze laatste vraag ziet men min of meer voortvloeien uit de tragische constatering dat bijna iedereen, kennelijk gedreven door de vurige wens om “erbij te horen”, periodiek steeds weer dezelfde woorden en uitdrukkingen wenst te gebruiken . Men heeft er dus blijkbaar behoefte aan om elkaar op een bijzonder onnozele, irritante en uiterst onechte wijze na te praten. “Papegaaien” noemt men dat geloof ik. Ik heb het dan over woorden en zinnetjes zoals: “Helemaal goed”, “Absoluut”, “Hoe leuk is dat?”, “Hip”, “Man”, “Gast”. Dit alles draagt ertoe bij dat ik intermitterend wordt bezocht door acute aanvallen van razernij waarbij ik heftig moet vomeren en ik, achter in de verwilderde bostuin van mijn uitgestrekte landgoed,  en mijzelf daarbij ternauwernood staande houdend met behulp van een oude rollator, radeloze verwensingen laat verwaaien over de aangrenzende beemden en velden.

Beste mensen, probeer jezelf nou eens te bevrijden uit de klauwen van je bemoeizuchtige en opdringerige medemens. Probeer een werkelijk vrij mens te zijn of te worden. Accepteer geen irrationeel of door materieel winstbejag geïnstigeerd gezag. Verklaar de oorlog aan alle hebzuchtige machtswellustelingen, aan alle decadente ruggengraatloze en nihilistische hedonisten.

Ach, en hoor mij nu weer eens tekeer gaan!! De vergeefse en licht pedante verbale noodseinen van een ouwe, door levenservaring geteisterde, salon-anarchist (en ik zeg dit echt niet met die bijna spreekwoordelijke “vertedering”,  maar eerder met grote schaamte en wroeging). Misschien heeft de Turkse cineast meneer Nuri Bilge Ceylan wel gelijk als hij zegt dat mannen zwakke wezens zijn. Ik kan dat tot op zekere hoogte wel onderschrijven.

Mijn blogbijdrage is gelukkig weer een behoorlijk chaotisch en verward verhaal geworden. Ik ben, ondanks alle aanvallen van redelijkheid, toch nog goed in mijn opzet geslaagd.

4 reacties

Opgeslagen onder Uncategorized

Hoe God uiteindelijk zijn ongelijk moest bekennen. Een min of meer stichtend verhaal.

Eigenlijk kun je Hem helemaal niet zien.

Eigenlijk kun je Hem helemaal niet zien.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Er is maar weinig waar ik zo van kan genieten als van de zekerheid dat de wereld mij met rust laat. Mij als het ware uitkotst. Die zekerheid van vrijwillig gekozen sociale uitsluiting is geworteld in het feit dat ik er Goddank in geslaagd ben om totaal niet interessant, modieus, belangrijk of anderszins aantrekkelijk over te komen bij allerlei rare, pretentieuze en pedante soortgenoten. Ik kan mij terecht beroemen op het feit dat ik er in geslaagd ben om mijn licht dermate gedimd onder de korenmaat te laten schijnen dat nog niet eens een fractie daarvan de buitenwereld beroerd. Natuurlijk, communiceer ik noodgedwongen wel met die buitenwereld. Moet ik helaas geregeld in contact staan met een keur aan slaapverwekkende medemensen. Het zij zo. Ik verricht met een low profile mijn werk als gezant in dienst van Groothertog Karel August van Sachsen-Weimar. Ik discussieer, ik debatteer en wat niet al. Maar mijn werkelijke binnenste zit hermetisch op slot en verbergt zich veilig achter de gepantserde kluisdeuren van mijn innerlijke afkeer.

Op gezette tijden roeptoeter ik vrolijk en omineus in het rond. Ik schuw de aanval niet en zo lijk ik een hele bink. Een echte kanjer. Tenminste, dat denk ik zelf. Mijn sluwe, wantrouwige en agressieve medemensen weten op grond van de door hen ontwikkelde psychologie van de koude grond natuurlijk wel beter!!! Zij ontmaskeren mij steeds weer opnieuw als de verwaten gek en de knorrige klootzak die ik in hun ogen lijk te zijn. Dat alles kan mij uiteraard niet vermurwen of tot inkeer bewegen aangezien dergelijke primitieve kwalificaties mij, tot mijn grote geruststelling, totaal niet raken.

Stekelige ironie en onverhuld sarcasme zullen al mijn woorden niet aflatend blijven doordesemen. Cynisme is mijn trouwe metgezel en velen bemerken niet eens dat ik de draak steek, dat ik mijn medemensen al lang niet meer serieus neem. Mijn evidente, onsympathieke onthechting zorgt ervoor dat mijn medemensen, wellicht uit zelfbescherming, mij ook niet serieus nemen. Ik ben een mensenhater. Een sociopathische misantroop.

Vanuit die positie sta ik in de wereld en geniet ik steeds meer van alles wat zich om mij heen aan flauwekul en vermakelijkheden afspeelt. Want het is mij gebleken dat ik uit de grondige afkeer die ik koester ten aanzien van anderen zelf heel erg veel genoegen en plezier kan putten. Ik geniet aldus met volle teugen van een rijk en gezegend leven. Een rijkdom die ik, zoveel zal u inmiddels wel duidelijk zijn, helemaal zelf heb vergaard en die ik koester als de Engelse kroonjuwelen. Ik ben beste maatjes met mijzelf en wat dat betreft kan het leven eigenlijk niet beter. Met de bemoeizucht van mijn medemens kan ik op een sociaal zeer aanvaardbare wijze omgaan. Ik kan me er, zoals reeds gezegd, somtijds behoorlijk vrolijk over maken en weer zodoende, zoveel mogelijk, de ergerniswekkende, pedanterie van mijn medemens uit mijn vaak toch al zo geprangde gemoed.

Dit alles gezegd zijnde, kon het gebeuren dat ik op de terugweg naar het hof in Weimar, geconfronteerd werd met een verschijning van gene zijde. Tezelfdertijd leek het wel of alle sluizen in de hemel simultaan waren opengezet. De regen kwam als een massief gordijn van ijskoude waterdroppels naar beneden. Vaag tekende zich voor mij, op de tot een sissende modderpoel gemetamorfoseerde zandweg, de contouren van een serafijn af. Het was een wat wazig wezen met gouden droomogen en zes reusachtige trillende vleugels van echte witte vogelveren. Het droeg een lichtgevend wit kleed waarover zich, met een soort slangachtige bewegingen, iriserende regenboogkleuren kronkelden. Niet weer, dacht ik. Niet weer een verschijning om mij tot de orde te roepen. De laatste verschijning stond mij namelijk nog maar al te goed voor de geest. Ik wilde niet weer zo’n vernedering meemaken. Met schallende stem, verwonderlijk, gezien het kleine lijfje waaruit zulk een bassende geluid toch kon worden geperst, bulderde de serafim, “Heilig, heilig, heilig is God, de Heer, de Almachtige, die was, die is en die komt”. Vervolgens, iets minder luid, onderhield hij/zij mij streng ter zake van de dwalingen mijns weegs. Dat ik mijn ideeën over mijn medemensen onverwijld diende bij te stellen, want dat God, geprezen zij Zijn naam, op zo’n manier nooit adequaat contact zou kunnen leggen met Zijn, in dit ruimtetijdcontinuüm unieke, met zelfbewustzijn begiftigde, sterfelijke creaturen. Mijn medemensen dus. En of ik daarom alsjeblieft wilde luisteren. O ja, dat vergat ik helemaal te zeggen, ik ben namelijk één van de zonen van God, Schepper van hemel en aarde, die helaas voor de tweede keer op aarde moest wederkeren om te trachten Zijn ethisch en moreel volstrekt onbetrouwbare schepselen te redden uit de begerige klauwen van die akelige, perverse en diep gevallen aartsengel Lucifer.

De esoterische serafijn maande mij derhalve ten tweede male in mijn bestaan om aandachtig naar hem/haar te luisteren. Dit, terwijl de regen duidelijk in intensiteit toenam en nu zelfs zo krachtig nederdaalde dat de grond niet in staat was het hemelwater op afdoende wijze te verwerken. Het water reikte inmiddels tot mijn knieen. De lucht raakte steeds verder bezwangerd met knettersissende bliksems en oorverdovende donderslagen.

De engel, die met zijn bazuinstem ruimschoots het lawaai van het natuurgeweld overstemde, eiste dat ik die ellendige misantropie zou afleggen en dat ik het neoliberale optimisme (als je iets echt wilt dan zul je het ook bereiken!) moest omarmen. Hemelse krachten zouden mijn aardse positie gaan versterken en zouden mij tot ongekroonde keizer van de wereld maken. En aldus bekleed met wereldlijke macht zou ik op geleide van het neoliberale, vrijemarktgerichte economische systeem ieder mens op aarde welvaart en welzijn schenken. Dit zou voldoende moeten zijn om het kwade te keren en het goede voor eeuwig te laten zegevieren. Althans dat was het plan. Ik dacht er zo het mijne van. Ik was inmiddels al een tijdje onder de mensen en had er daarom niet veel fiducie in. Maar ondanks mijn bedenkingen wist ik dat ik akkoord moest gaan met het voorstel. Ik had in deze niets te kiezen. Als bij toverslag hield de regen op. Het water was weg. Ik werd even bevangen door een lichte duizeling. Een fractie van een seconde ervoer ik de onstoffelijkheid die zo typerend is voor ons soort goddelijke creaturen. Ik werd weg geslingerd door de tijd.

Licht verbaasd vond ik mijzelf terug naast mijn Bentley op een parkeerplaats langs de kant van een drukke snelweg. Mijn chauffeur vroeg me of ik weer was opgeknapt en of we onze weg konden vervolgen. We moesten immers op tijd komen voor een belangrijke vergadering met de sectiehoofden van onze multinational.

Zoals voorspeld rees ik naar grote hoogten en behoorde ik in minder dan geen tijd tot de allermachtigsten der aarde. Het was niet leuk, maar het moest.

En zo hield ik het nog duizend jaar vol. Met vallen en met opstaan. Het plan liep uiteindelijk, zoals ik al had vermoed, op niets uit. De laatste honderd jaar liepen de spanningen steeds verder op. Een wapenwedloop die zijns gelijke niet kende, was ontketend en uiteindelijk raasde het nucleaire vuur over de aarde en verdween de mens. Ik bleef alleen achter op een verschroeide planeet. En ik moet eerlijk bekennen, ik had ook niet heel erg mijn best gedaan. Ik kon het niet. Ik kon mij, als misantroop, niet goed heenzetten over de schier pathologische afkeer die ik voor mijn “medemensen” was blijven voelen.

Mijn Vader haalde me terug en moest bekennen dat hij ongelijk had gehad. Ik snapte hem wel, hij wilde altijd het goede doen en denken. Uiteindelijk breekt je dat een keer op.

Maar Hij is niet voor één gat te vangen. Ik hoor dat hij alweer bezig is met een andere planeet. Er lopen daar, naar het schijnt, al weer een soort proto-apen rond. Ik ben benieuwd. Maar ik hoop wel dat hij deze keer een van mijn broers kiest. Ik heb er voorlopig even genoeg van.

6 reacties

Opgeslagen onder Uncategorized

“Ik ben Pelgrim”. Geschreven door Terry Hayes. Ik vind het een waardeloos boek!!

Het einddoel.

Het einddoel.

 

 

 

Soms neem ik per ongeluk wel eens een boek ter hand dat ik, na lezing, echt waardeloos vind. Zo’n boek was voor mij “Ik ben Pelgrim” van Terry Hayes. Ik had wel recensies gelezen, ik geloof in de NRC of in de Volkskrant, en die wilden mij doen geloven dat het een prachtig en goed geschreven boek was. Nou, ik ben toch echt een andere mening toegedaan. Het is naar mijn mening slecht geschreven en heeft een bizarre en volstrekt onwaarschijnlijke plot.
Het is een echt mannenboek. Dat staat als een paal boven water. Ludlum, Baldacci, Grisham, etc. Van dat soort spul!! Veel gewelddadige en onwaarschijnlijke actie en een rammelende, volstrekt krankzinnige plot dus. Superieure blanke vechtjassen. Slechte moslims. Achterlijke landen. Meer clichés kan ik zo gauw niet bedenken.
Het boek telt 732 bladzijden. In het begin leek het nog wel wat. Dacht ik. Maar het werd steeds minder. En slechter. Toen ik op blz. 350 was aangeland wist ik dat ik eigenlijk een akelig boek aan het lezen was. Gauw wegleggen dus. Mooi niet. Ik was al zo’n eind gevorderd dat ik het, voor mijn gevoel, wel uit moest lezen. Want één ding is het boek namelijk wel en dat is spannend. Maar dat is dan ook het enige positieve wat ik over dit boek kan zeggen. Mijn constatering is dat veel lezers, hoe slecht een boek verder ook geschreven moge zijn en hoe krankjorum de plot ook is, dit uiteindelijk verreweg het belangrijkste criterium vinden. Voor hen blijft het dan ook gewoon een prachtig boek en verder niet zeuren a.u.b.!
Maar ik, als dwarsligger, vind het een onpersoonlijk en humorloos geschreven boek. Plat en oppervlakkig met hoofdpersonages die uiterst voorspelbaar, maar tegelijk ook behoorlijk ongeloofwaardig zijn. Het “slechte” en het “goede” liggen er zo duimendik bovenop dat het allemaal rechtstreeks lijkt te zijn overgenomen van de eerste de beste spaghettiwestern. Daarbij komt nog dat het hoofdpersonage een vreemdsoortige, humorloze kloon van “Captain America” lijkt met alle bespottelijke en agressief gewelddadige gekkigheid die daarbij hoort . Het boek is bij tijd en wijle gekunsteld romantisch en bar sentimenteel. Vooral die rare sentimentaliteit is soms echt tenenkrommend. Alles wordt tot op de laatste traan uitgekauwd. Niets wordt aan de verbeelding overgelaten.
Dit boek is zo super Amerikaans dat het gewoon lachwekkend wordt. Ik hoop er in de toekomst niet weer in te trappen. Ik zal me nog beter moeten oriënteren alvorens ik weer een dergelijk boek ter hand neem!
Mijn advies m.b.t. dit boek is: niet lezen!! Verloren tijd. Maar ja, ik zeg het nog maar eens: over smaak valt eigenlijk niet te twisten. Ik kan me daarom, ondanks mijn knorrige tegenwerpingen, toch heel goed voorstellen dat veel mensen (en dan vooral de testosteron-aangedreven alfamannetjes uit het zakenleven) dit boek heel erg mooi zullen vinden.

5 reacties

Opgeslagen onder Uncategorized

“Het Bezoek van de Lijfarts”. Per Olov Enquist. Mijn gedachten over dit boek.

De arrestatie van Johan Friedrich Struensee.

De arrestatie van Johan Friedrich Struensee.

Het boek stond al meer dan tien jaar in de boekenkast en ik had het nog niet gelezen. “Het bezoek van de lijfarts” van Per Olov Enquist. ( Wikepedia: Per Olov Enquist (Hjoggböle, 23 september 1934) is een Zweeds schrijver. Hij is bekend wegens zijn historische romans; met name Het bezoek van de lijfarts (1999) waarmee hij internationale erkenning kreeg.

Enquist studeerde geschiedenis van de literatuur aan de Universiteit van Uppsala en werkte als literatuurcriticus bij Svenska Dagbladet en Expressen. Door zijn werk werd hij een invloedrijk figuur in de wereld van de Zweedse literatuur. Hij was in 1973 gasthoogleraar aan de universiteit van Californië. Sinds 1977 wijdt hij zich geheel aan zijn schrijverschap.)

Het gaat over de Duitse dokter Johan Friedrich Struensee die, min of meer toevallig, de lijfarts wordt van de jonge, volstrekt krankzinnige, Deense koning Christiaan VII van Denemarken.Het boek dat ik heb gelezen is een saai uitziend boek met een harde kaft en vergeeld papier. Een achenebbisj boek dat het ergste doet vermoeden. Vermoedelijk ook de reden dat ik het nog niet had gelezen. Omdat ik me, onder meer, aan het verdiepen ben in de cultuurstroming die wij “Verlichting” noemen ( René Descartes, John Locke, Voltaire, Diderot, David Hume, Berkeley, Bacon en noem ze allemaal maar op) stuitte ik op de titel van dit boek. Ik besloot het boek alsnog te gaan lezen. En daar heb ik geen spijt van! Wat een prachtig en tragisch, maar uitermate goed geschreven boek!!! Ik kon het bijna niet wegleggen, dermate werd ik door het schokkende verhaal geboeid. Wat is er tragischer dan tengevolge van een intrinsiek gevoelde noodzaak tot het doen van het “goede” en “barmhartige” ten gronde te gaan aan perfide machinaties van kwaadaardige, wrede en gewetenloze mensen die, uiteraard, beweren dat ook zij het goede, dat wil zeggen die almachtige wrekende GOD aan hun zijde hebben staan? Dat maakt het boek zo verdomde actueel. Ook vandaag de dag zien we hele volksstammen die stellig beweren het “goede” te doen maar daarbij zo gewetenloos, wreed en boosaardig te werk gaan dat hun daden hun schijnheilige intenties volstrekt logenstraffen.

Het is niet mijn bedoeling om de inhoud van dit boek in het kort weer te geven, want dat kan zomaar het leesplezier bederven. Het gaat mij toch meer om de de kenmerken van de “Condition Humaine” die in dit boek nog weer eens zo treffend en esthetisch verantwoord uit de doeken wordt gedaan. Steeds weer blijkt dat de mens zwak is, dat de mens zich niet weet te beheersen en dat hebzucht, machtswellust en de jacht naar hogere sociale status hem keer op keer weer verleiden tot al het “slechte”. Ik zie daarbij het “slechte” als liefdeloos, egoïstisch en onbarmhartig gedrag en het “goede” als liefdevol, empathisch en barmhartig gedrag. Dit even voor de goede orde. Want we moeten natuurlijk wel ijkpunten hebben om menselijk denken en handelen te duiden. Desalniettemin is het natuurlijk illusoir te denken dat wij menselijk handelen en denken echt, dus volgens de wetenschappelijke methode, ethisch/moreel kunnen duiden en definiëren. Mensen die beweren dat zij dit wel kunnen trekken mijns inziens een veel te grote broek aan.

Dus binnen de beperkte, in feite meelijwekkend armzalige, kaders van het menselijke “weten” kunnen wij als pedante en waanwijze wezens wel wat rammelende uitspraken doen over ethiek en moraliteit. Maar het zijn juist deze pretentieuze en ronduit aanmatigende oordelen die het werkelijke kwaad in de wereld bevorderen. Neuroloog Swaab, een man van de wetenschap, heeft ook diep nagedacht over het kwaad in de wereld, hetgeen, gezien het gegeven dat hij van joodse afkomst is, niet verwonderlijk is. Hij komt tot de conclusie dat er intrinsiek slechte mensen zijn die, gegeven de voor hen juiste tijd en plaats, zich als een vis in het water zullen voelen indien zij hun medemensen kunnen beschadigen, vermoorden, verwonden, beledigen, martelen, etc.. Dus geen gezeur in de trant van Hannah Arendt als zouden alle mensen goede en slechte kanten hebben. Dokter Swaab constateert dat er nog behoorlijk wat mensen op deze aardkloot rondwaren die eigenlijk de incarnatie zijn van het echte en absolute kwaad. Deze mensen zullen dus, wanneer zij door de omstandigheden als het ware worden uitgenodigd, altijd kiezen voor “het ultieme kwaad”, voor de geestelijke en lichamelijke beschadiging en/of vernietiging van hun medemensen. En natuurlijk altijd met een beroep op het grote gelijk dat rechtstreeks voortvloeit uit de regels van hun religie of hun ideologie.

Deze wetenschappelijke constatering stelt enorm teleur. Mij althans wel. Ik dacht dat er altijd nog wel iets goeds verscholen zat in mensen die zo op het eerste gezicht het vlees geworden kwaad lijken te zijn. Ik besluit om, wellicht tegen beter weten in, het niet eens te zijn met dokter Swaab. Ik ga er vanuit dat ieder mens, hoe slecht hij ook is en hoezeer hij ook de belichaming van het ultieme kwaad lijkt te zijn, altijd nog wel ergens, diep verborgen in de krochten van zijn zwarte ziel, een kleine splinter van het goede in zich heeft.

En, terug naar het boek, dat dacht die lijfarts ook. Hij dacht ook het goede, maar werd vernietigd door het ultieme boze!

“Het bezoek van de lijfarts” is prettig geschreven. Goed vertaald uit het Zweeds en daarom heel plezierig te lezen. Het verhaal gaat over een bijzonder boeiende fase uit de Deense geschiedenis. Het is het verhaal van de Verlichting afgezet tegen duistere en kwaadaardige denkbeelden van een achterlijke religie.

Toch toont ook de hoofdpersoon, in al zijn verlichting, duidelijke zwakheden. Soms zwicht hij voor de destructieve verleidingen van nihilistisch hedonisme. In zijn algemeenheid handelt het hoofdpersonage (de lijfarts) dus goed, maar ondanks dat blijft hij toch vatbaar voor verleidingen van hebzucht en egoïsme.

De werkelijke geschiedenis van Denemarken waarborgt de structurele logica van het boek. De schrijver maakt er geen potje van. Hij houdt zich keurig aan eenheid van plaats en tijd en er is goddank geen sprake van storende “Flashbacks” en onlogische wisselingen van personages.

Deze historische roman zorgt niet voor vernieuwing in de literatuur maar is wel op een heel prettige en soepele manier geschreven. De romanpersonages worden voldoende uitgediept en komen daardoor op een heel natuurlijke wijze tot leven.

De stijl en de formulering van het boek vind ik bijzonder goed. Het boek leest prettig en het greep mij ook aan omdat het laat zien dat goede politieke intenties gesmoord kunnen worden in de gruwelijke wreedheid van gefossileerde tradities, irrationele en kwaadaardige religieuze overtuigingen en puur materialistisch eigenbelang.

Hieronder schrijf ik, ter illustratie van de onbeschrijflijke wreedheid van die tijd, een paar zinnen uit “Het bezoek van de lijfarts”:

De beginzin:

“Op 5 april 1768 werd Johan Friedrich Struensee als lijfarts van de Deense koning Christian VII aangesteld en vier jaar later terechtgesteld.”

Zinsneden onder aan bladzijde 353:

“…….en met de volgende slag was zijn hoofd van zijn lichaam gescheiden. Het hoofd werd daarna opgetild en getoond. …………….

Het lichaam was daarop ontkleed en de geslachtsdelen werden afgesneden en op de kar gegooid die onder het vijf meter hoge schavot stond. Daarna was de buik opengesneden, de darmen werden eruit getrokken en op de grond gegooid en het lichaam in vier delen gehakt die vervolgens in de kar werden geworpen.”

Zinsnede onderaan bladzijde 361:

“Toen de wagen de lijkdelen naar Vestre Fælled zou rijden waar hoofd en handen op staken geplaatst zouden worden en de andere lichaamsdelen en darmen op een rad gelegd, toen de wagen ten slotte vol was en zich in beweging kon zetten, was het veld leeg:………”

Noot 1.

Deze beschrijving van afschuwelijke en werkelijk gebeurde wreedheden in het Europa van de 18e eeuw bewijst dat ook onze “beschaving” is ontstaan uit een wereld van geweld, wreedheid en perversie, geïnitieerd en in stand gehouden door het achterlijke en uiterst primitieve gedachtegoed van irrationele religies en krankzinnige seculiere opvattingen/ideologieën over macht en bezit. De hierboven beschreven wreedheden waren in de achttiende eeuw vrij normaal en niemand keek er toen vreemd van op. Het “recht” moest immers zijn beloop hebben.

Inmiddels, in “onze” tijd, zijn de meeste mensen van mening dat de wereld veel beter is geworden. Dat zij nooit meer tot dergelijke bestialiteiten in staat zouden zijn. Helaas leert de werkelijkheid (Syrië, Irak, ISIS, religieus fundamentalisme, doodstraf, aanhoudende criminaliteit) ons iets heel anders. Wat verandert is, zijn de “incentives” voor wreedheid en geweld. De westerse mens heeft op geheel natuurlijke wijze een parasitair economisch systeem ontwikkelt waardoor de scherpe randjes van de samenleving in de vorm van geweld, agressie, honger, besmettelijke ziekten en inadequate medische zorg (tijdelijk) zijn verdwenen. Het zijn derhalve de leefomstandigheden die tijdelijk zijn veranderd, maar niet de genetische blauwdruk van de mens.

De mens is de afgelopen driehonderd jaar helemaal niet genetisch verandert. Hoe zou dat ook mogelijk zijn? Een dergelijke verandering zou alleen plaats kunnen vinden als de mens in dat opzicht genetisch zou muteren, als de mens op dat vlak verder zou evolueren naar een betere aanpassing aan zijn leefomgeving. Dergelijke ingrijpende mutaties/veranderingen kunnen uiteraard niet binnen driehonderd jaar plaats vinden. Daar zijn op zijn minst vele tienduizenden jaren voor nodig.

Gezien de neuro-wetenschappelijke bevindingen van neuroloog Swaab zal duidelijk zijn dat “beschaving” voor veel mensen inderdaad niet meer is dan een flinterdun laagje vernis is over hun pikzwarte hebzuchtige, machtswellustige en gewelddadige ziel. Haal de welvaart weg en de meeste mensen zullen weer tot barbarij vervallen.

Noot 2.

Gesproken wordt over de verlichting. Het is voor mijzelf best wel handig om hieronder even een beknopte uiteenzetting uit Wikepedia over de “Verlichting” te plaatsen.

“De Verlichting of Eeuw van de Rede was een cultureelfilosofische en intellectuele stroming in Europa die ruwweg samenviel met de 18e eeuw. In deze periode ontstond een culturele stroming of beweging van intellectuelen met als doel het gebruik van de rede en het filosoferen te bevorderen. De rede gaat alleen maar af op feiten, hoe verborgen die ook zijn.[1] De Verlichting stond aldus voor bevordering van de wetenschap en intellectuele uitwisseling. De propagandisten ervan bestreden het bijgeloof, misbruik van recht in kerk en staat, intolerantie en kwamen op voor zekere grondrechten.

Het is niet mogelijk om het exacte begin en einde ervan aan te duiden en de gegeven periode is slechts een indicatie. Volgens sommigen begon de Verlichting al omstreeks 1630[2], volgens anderen rond 1687. Ze zou hebben geduurd tot aan de Franse Revolutie in 1789[3][4] of nog iets langer, ongeveer tot aan de Napoleontische oorlogen (1804).[5]

De Verlichting wordt gezien als een van de pijlers van de westerse beschaving. Ze wijzigde het denken over de politiek, de wetenschap, de economie, de cultuur, de opvoeding en de religie in de westerse wereld.[6] De Verlichting gaf aanleiding tot modernisering van de samenleving door middel van individualisering, emancipatie, feminisme, secularisering en globalisering. Het gelijkheidsbeginsel, de mensenrechten en de burgerrechten vinden er hun wortels, net zoals het ‘vrijdenken’, het klassiek-liberalisme, het socialisme, het anarchisme.

De Verlichting kent een kritische en een constructieve zijde. De kritische zijde neemt het (geïnstitutionaliseerde) geloof en onredelijkheid op de korrel. De constructieve kant zoekt kennis (wetenschap) en nieuwe samenlevingsvormen met als idealen rechtvaardigheid en democratie.

Niet alle 17e- en 18e-eeuwers beschouwden hun tijd als verlicht, als een tijd waarin men het duistere verleden achter zich had gelaten.[7] Het was eerder een tijd van redelijkheid dan van rede; meer een houding, een doel of een streven dan een filosofisch stelsel.”

3 reacties

Opgeslagen onder Uncategorized

De Tijd Dringt!

De vlinder die alles kan veranderen.

De vlinder die alles kan veranderen.

 

 

We hebben meer dan genoeg. We hebben heel veel eten. We kunnen kiezen hoe we ons willen verplaatsen. We hebben hygiëne, zijn steeds gezonder en worden voortdurend medisch gescreend. We wonen in grote stevige huizen. We kunnen ons lichaam verfraaien. We kunnen buitensporig veel kleren kopen. We kunnen min of meer kiezen hoeveel kinderen we willen hebben.
We kunnen zelf ons totale leven vorm geven met een overvloed aan mogelijkheden.
Dat wil zeggen, dat we dat allemaal kunnen doen in een zeer bijzondere samenleving die ons onophoudelijk aanzet en vaak zelfs min of meer dwingt om de “zegeningen” van deze overvloed te ondergaan. Op straffe van uitsluiting.
Wij consumeren en produceren tot we er dood bij neervallen en helpen de wereld in sneltreinvaart naar de gallemiezen
Van bijna alles is te veel. Waarom? Waarom willen wij zo veel hebben. Sober zou genoeg moeten zijn.

Ik denk dat we bang zijn. Ik denk dat we bang zijn om later te weinig te hebben. Als je te weinig hebt ga je dood. Vroeger was dat veel duidelijker dan nu. In verre warme woestijnlanden zie je tegenwoordig nog wel eens mensen dood gaan omdat ze te weinig hebben. Wij wonen in het rijke westen. Het rijke westen. Ja, we zijn bang en daarom verzamelen we geld, macht, vrouwen, mannen, voedsel.
Toch hapert er iets. Toch is er soms iets in ons hoofd dat onrustig maakt. Schuld? Ontevredenheid? Afgunst? Jaloezie? Iets zit onder die hersenpan te pieren.
Het moderne leven is een vervreemdende ervaring. Het heeft ons in een paar eeuwen volledig losgezongen van onze grondslag. Los van onze wortels. Heeft ons in een kant en klare wereld gezet. Dat is even wennen. En dat wennen gaat nog niet zo lekker. We zijn bang. Bang om het allemaal weer te verliezen.
De angst om dood te gaan door gebrek of ziekte is een existentiële angst. Die angst willen we neutraliseren. We zijn zo vreselijk existentieel bang dat we onze angsten overcompenseren door het creëren van een vervreemdende wereld. Uit angst gaan we stelen in plaats van delen en dat noemen we dan economisch handelen. Handelen in een toestand van schaarste. Marktdenken. Je medemensen worden concurrenten. Als jij het niet pakt dan pakt een ander het wel. Oorlogen, rare godsdiensten, vreemd georganiseerde samenlevingen. Het gaat niet lekker. Je kunt niet ongestraft blijven stelen. En met onze rare geconditioneerde geest reageren we reflexmatig op alle risico’s die ons decadente leven kunnen bedreigen. Daar worden we niet gelukkiger van.

Terug naar de basis, mensen. Bevrijdt je geest uit de knellende groepsketenen van het automatisme en het conformisme. We moeten zo snel mogelijk de begrippen goed en kwaad herdefiniëren en dienaangaande een zo groot mogelijke mondiale consensus zien te bereiken. Achterlijke en kwaadaardige godsdiensten moeten op een fundamentele wijze aan de kaak worden gesteld en hun onheil moet op korte termijn worden ingedamd. Laat onethische en doortrapte rolmodellen links liggen. Ga de dingen weer echt zelf doen. Leer weer zelf na te denken. Laat je handen wapperen. Blijf je zelf de baas en verkoop je lichaam niet als de eerste de beste loonslaaf aan een ander. Een ander, die vervolgens goede sier maakt met de opbrengst van de vruchten van jouw arbeid en jou afscheept met een, relatief gezien, lullige grijpstuiver. Hebben we dan helemaal geen eergevoel meer? Is dat eergevoel dan volledig weggeërodeerd door de perfide verlokkingen van het anti-intellectuele, afstompende en materialistische hedonisme? Het heeft, dacht ik, nu wel lang genoeg geduurd. Laten we aub zo snel mogelijk de strijd aanbinden met de a-vitale tendensen in deze decadente westerse samenleving. Er is een totale omslag nodig in het denken over samenlevingen. De mens dient bij al onze strevingen doel te zijn en nooit middel.
De homo sapiens kan als soort alleen overleven als hij zich op tijd aanpast aan zijn veranderende omgeving. Welaan, die omgeving is aan het veranderen en snel ook.
Laten we het aankomen op groot leed en dorre ellende of zijn we nog vitaal genoeg om totaal nieuwe wegen te gaan bewandelen. Zijn we vitaal genoeg om die rottige en decadente consumptieverslaving te bestrijden. Zijn we vitaal genoeg om totaal andere, ongebaande wegen te gaan bewandelen. Gooi het juk van die verslaving af en geef ruimte aan je eigen creativiteit. Bedenk mooie en effectieve oplossingen voordat het te laat is. De tijd dringt.

3 reacties

Opgeslagen onder Uncategorized

Sniklaas slaat wild om zich heen. Intelligente mensen denken na over dit rare feest.

https://decorrespondent.nl/1592/De-snijtafel-fileert-de-rechtszaak-tegen-Zwarte-Piet/37730497112-418f0c03P1050878

 

 

Klikt u rustig op de url. Zo heet zo’n ding toch, geloof ik. U weet wel zo’n https-ding!

En wat ziet u? Een mogelijkheid om te genieten van de heren van de snijtafel. De correspondent werkt inmiddels samen met deze heren. Heel fijn! En wat nog fijner is is dat ze een verstandig, grappig en verhelderend verhaal vertellen over die hele krankjoreme zwartepietshit.

 

Begraaf alle creativiteit en ga lekker banaal tekeer op faceboek en twitter. Kijk eens, met losse handen!!

 

Het gaat uiteindelijk om de vraag wat wij elkaar aan meningen willen toestaan en welke meningen er volgens u de prullebak in moeten. Omdat uw waarheid de echte WAARHEID is.  Je lekker bemoeien met de ander. Een authentieker Nederlandse hobby kan ik me eigenlijk niet bedenken. Iets leukers is er kennelijk niet te bedenken voor al die eigenwijze witte en zwarte kaaskoppen. Vooral als je dan ook nog eens  in staat wordt gesteld om via die rare sociale media allerlei negatieve oordelen over de ander te spuien. Heerlijk toch, zo’n vrije bekrompen wereld!!

3 reacties

Opgeslagen onder Uncategorized

Een vraag over een boterham.

Dat is hem!

Dat is hem!

 

 

 

 

 

 

 

 

Er zijn twee hongerigen en maar één boterham. Wat is nu verstandiger en/of wijzer, de boterham delen of de boterham in zijn geheel laten toevallen aan de sterkste van de twee hongerigen? Hoe denken evolutiebiologen over zo’n vraag? Zou er werkelijk sprake kunnen zijn van een reëel bestaand altruïsme? Van een echt honderd procent belangeloos altruïsme?

Wie kent het antwoord?

2 reacties

Opgeslagen onder Uncategorized

Mijn stellige mening over uiterst kwalijke ontwikkelingen in Rusland.

Het lijkt mooier dan het is.

Het lijkt mooier dan het is.

Ja, ik weet dat er bij de “Correspondent” allerlei politiek correcte mensen allerlei politiek correcte dingen zeggen over de kwestie Rusland, maar ik vind dat eigenlijk niet zo interessant. Ik kan die mensen meestal een woord voor blijven. Het is een oppervlakkig soort betrokkenheid. Een betrokkenheid die best wel een beetje op mijn eigen betrokkenheid lijkt. Leunstoelbetrokkenheid. Pseudo-engagement! Makkelijk en vrijblijvend. Nooit echt kwaad worden. Alles maar blijven relativeren en analyseren. Het staat heel erg ver af van een actieve, liefdevolle en hartstochtelijke betrokkenheid. Er is geen bereidheid tot betrokkenheid die verder gaat dan wat gemakzuchtig strooien met geld voor goede doelen. En het ergst van alles: er bestaat uiteindelijk bij al die kritikasters toch steeds weer, ondanks al hun ontkenningen, de stilzwijgende instemming met het vigerende onderdrukkende economische systeem. Want…..wiens brood men eet wiens woord men uiteindelijk toch spreekt. Echte offers voor een andere betere wereld zijn we dus kennelijk niet bereid te brengen.
De reacties en commentaren van al die gesettelde academische grootverdieners blijven daarom uiterst beschaafd en vrijblijvend. Men knikt elkaar vriendelijk toe en geniet van het gegeven dat ons soort mensen zo fatsoenlijk en zo redelijk is. Ik herken het allemaal. Want ik ben zelf eigenlijk net zo. Toch weerhield het bovenstaande mij niet om vanuit een diepgevoelde boosheid een anti-kapitalistisch en anti-religieus scheldmanifest over Rusland te schrijven. Hieronder kunt u het lezen, als u daar tenminste zin in heeft.
Rusland heeft een bijzonder rare president. Het is een testosteron-aangedreven alfamannetje. Hij heet poetin en is al sedert 2000 aan de macht. Toen Rusland nog een ordinair communistisch en staaskapitalistisch schoftenhol was werkte hij bij de KGB, de russische variant van de gestapo. Inmiddels is rusland een land waar een paar doortrapte en gewetenloze geldgraaiende machtswellustelingen doorhebben dat je met een neoliberaal economisch uitbuitingssysteem veel meer kunt stelen van je medemensen dan met een pretentieus ethisch, maar volstrekt dolgedraaid, systeem van terreur en achterlijk staatskapitalisme dat men destijds, geheel ten onrechte, “communisme” placht te noemen. Overigens heeft dit “reële” communisme met echt communisme natuurlijk nooit wat van doen gehad. Niet dat echt communisme nou zo leuk is of recht doet aan de ware natuur van de mens. In tegendeel! Het is juist het kapitalisme dat met zijn nadruk op hebzucht, macht en egocentrisme in zijn algemeenheid, naadloos aansluit op de werkelijke hoedanigheid van de individuele mens. Kapitalisme is dan ook geen “- isme” maar doodgewoon een weergave, een nauwkeurige beschrijving, van hoe de mens normaal pleegt te denken en te handelen. De mens is in feite “kapitalisme”.
De schoften, dieven en moordenaars (denk aan het vermoorden van kritische journalisten!!!) die rusland tegenwoordig besturen en een bijna volledige zeggenschap over alle nieuwsmedia hebben, rekenen het tot hun taak om het russische volk middels leugens, verdraaiing van feiten en geraffineerde hersenspoeling een totaal verkeerde, hen welgevallige, indruk van de werkelijkheid te geven. Het russische volk weet door dit bedrog werkelijk helemaal van niets en is volslagen onnozel. Poetin en zijn vuige machtspolitiek worden gesteund door meer dan 80% van de russische bevolking. Die samenleving slikt kennelijk, volstrekt dociel, alles voor zoete koek en laat, op een enkele intellectuele uitzondering na, geen enkel kritisch geluid horen. Het zijn in feite tragische, sneue en droevige mensen!!!
Poetin en de russische elite waarop dat alfamannetje steunt menen zich te moeten afzetten tegen het westen. Waarom weet ik niet, want in feite streven zij precies hetzelfde systeem van roverskapitalisme na dat Europa in zijn greep houdt. Het zal wel wortelen in een diepgevoeld minderwaardigheidsgevoel op economisch en sociaal-cultureel terrein. Hetzelfde minderwaardigheidsgevoel als waaronder veel moslims gebukt gaan. Dan heb ik het natuurlijk over al die hypocriete moslims die een onderdrukkende en gewelddadige religie aanwenden om hun afgunst en jaloezie, voortkomend uit hun gebrek aan voldoende luxe wereldse goederen, nog een beetje respectabel en pseudo-ethisch te doen lijken. Best wel beklagenswaardig dus. “Eigenlijk ben ik ethisch veel beter dan jij, maar dat komt helaas niet tot uiting in de huidige verdeling van luxe aardse goederen”. Zoiets. Zolang mensen zich op een zombie-achtige wijze slachtoffer blijven voelen van hun eigen, door commerciele hersenspoeling tot stand gekomen gevoel van permanente materiele deprivatie, zullen ze verongelijkt en gefrustreerd blijven denken en handelen in een, door henzelf geschapen, wereld van anti-intellectueel geweld en botte barbaarse agressie.
En dit alles vindt zijn oorzaak in onuitroeibare hebzucht, ziekelijke drang naar macht en verslaving aan consummeren. Meer willen lijken dan je bent. Voor je vrienden, je kennissen, je zakenrelaties of je bloedeigen famielje. Godbetert!!

Onze hoop is gevestigd op enkelingen. Op de mensen die nog niet echt zichtbaar zijn tussen alle gehersenspoelde consumptieverslaafden en gewelddadige, irrationele religieuze gekken. En misschien wachten we wel tevergeefs, zal de mensheid gewoon uitsterven en zal er over tien miljoen jaar helemaal niets meer te zien zijn van al die opgeklopte, zich o zo belangrijk voelende materialistische en blaaskakende betweters, die zich mensen noemen en zich de koningen en keizers van de schepping wanen.

Zo, dat is er weer uit. Best lekker om weer eens tekeer te gaan. Alhoewel, met dat roverskapitalisme in West Europa valt het allemaal nog wel mee. In ieder geval zijn we hier nog zo fatsoenlijk om enige overblijfselen van de verzorgingsstaat in stand te laten. Wat niet wegneemt dat we in Nederland steeds meer in een werkgeverswereld terecht zijn gekomen met meer voor jezelf en veel minder voor anderen. Dat kan ook niet anders als je bijna onafgebroken vijftig jaar een enorme VVD invloed op de samenleving hebt gehad. Dat is ons niet in de koude kleren gaan zitten, ondanks het feit dat we er zelf voor gekozen hebben.

4 reacties

Opgeslagen onder Uncategorized