Tagarchief: Filosofie

Een democratie moet ballen hebben!

Op het toilet hangt een scheurkalender van het Filosofie-magazine. Op het scheurblad van 31 juli 2025 staat geschreven:

“In de ‘Politeia’ levert Plato (ca. 427-347 v. Chr.) een vlijmscherpe kritiek op de democratie. In een democratie is rationele besluitvorming per definitie onmogelijk, meent hij. Aangezien de kiezer alleen zijn eigenbelang voor ogen heeft, doen democratische politici alles om hun kiezers naar de mond te praten. Democratische politici behoren volgens Plato tot het laagste soort mensen, Dat de laagste instincten van het volk bespeelt. Zo leidt de democratie tot ongebreidelde consumptie en ongeremde behoeftebevrediging. Onvermijdelijk zal ze vroeg of laat ondemocratische politici aan de macht brengen, waarschuwt Plato, en zo naar haar eigen ondergang voeren”

Aldus de heer Plato, hier geciteerd door het Filosofie Magazine.

Plato beschrijft hier, zij het een weinig gechargeerd, een situatie die zich momenteel ( “As we speak”, zo te zeggen ) op vele plekken ter wereld ontrolt. Mensen die lobbyen voor een bepaald deelbelang (eigen belang of bedrijfsbelang) en het algemeen belang totaal uit het oog hebben verloren. In Nederland zie je de VVD voornamelijk het belang van het grote bedrijfsleven behartigen, zie je de PVV in de vorm van Wilders ,zich bijna uitsluitend focussen op een relatief gezien vrij klein probleem t.w. de asielzoeker en zijn islam, en zie je diverse rechtse partijtjes ageren tegen de linkse kerk, tegen diversiteit en tegen alles wat niet tot hun eigen gedachtegoed behoort. Ik zeg, samen met meneer Plato, dat dit valt te betreuren. Het ware een goede zaak als onze politici wat meer oog zouden hebben voor het algemeen belang.

Als de democratie niet in staat is om het algemeen belang op een adequate wijze te behartigen (zoals nu al bijna 40 jaar gebeurt) is de democratie ten dode opgeschreven. Zolang er in Nederland enorm grote groepen kiezers zijn die liever een “Sterke Man” aan de macht zien, een sterke man die alle problemen (lees: hun eigen problemen) oplost, zie ik geen toekomst voor de democratie. De gemiddelde Nederlander wil poppenkast en reuring. De gemiddelde Nederlander wil dat de politiek entertainment is en houdt niet van ellenlange betogen over saaie onderwerpen. Het zal nog wel even duren en dan hebben wij ook een autocratische leider die de macht naar eigen goeddunken gaat aanwenden om zijn eigen belangen, vaak op een agressieve en destructieve wijze, te behartigen. “Het Volk” wordt weer “Onderdanen” en de vrijheid wordt in de ijskast gezet. Ja, ik denk zelf ook dat de democratie de beste vorm van landsbestuur is als je het vergelijkt met alle andere vormen van machtsuitoefening.

Voor Nederland zie ik het somber in als ik naar de middellange toekomst kijk. Ik vrees dat wij over een jaar of vijftig in een toestand zijn beland die wij eigenlijk niet willen. Dat kan voorkomen worden door de schouders eronder te zetten en te vechten voor het behoud van de democratie. Laat het behartigen van het “Algemeen Belang” de belangrijkste taak blijven van ons landsbestuur.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Uncategorized

AI

AI??? Eerst wist ik niet wat het betekende. Een soort uitroep misschien. En ja hoor, uiteindelijk kwam ik er achter, het betekent dus artificial intelligence. Kunstmatige intelligentie. Ik dacht meteen, dat zou wel eens een oplossing kunnen betekenen voor een heleboel mensen. Vooral in Nederland. Zo zijn daar studenten, leerlingen en ander leergierig volk, er zijn vakmensen die niet zo goed zijn in het verwoorden van hun gedachten, er zijn laaggeletterden die door AI een verpletterende indruk kunnen maken op hun omgeving. En zo zijn er nog legio groepen op te noemen die goede sier kunnen maken door het gebruiken van AI.

Door AI zetten wij, als gehele mensheid, een immense en verpletterende stap op de weg der evolutie van die nietige en arrogante homo sapiens. De evolutie van de mens kent geen inherente ethiek, is dus zonder mores en eigenlijk ook zonder goede of kwade bedoelingen. De evolutie staat daar boven, of onder zo u wilt.

In onze schedels vindt een uiterst ingewikkeld proces plaats middels allerlei cerebrale functies die door steeds verder voortschrijdende digitale techniek voor eenieder zichtbaar gemaakt kan worden. Denk hierbij maar eens aan die rare “God-Helmet”. Maar het vreemdste van alles vind ik het ontstaan van een zelfbewustzijn. Over dat fenomeen zijn duizenden boeken geschreven. “Ik ben mijn brein”, of is het “Wij zijn ons brein”. Dat laatste klinkt iets pedanter. Maar goed, het zelfbewustzijn dus. De meeste wetenschappers zeggen dat het zowel kwalitatief als kwantitatief buitengemeen ingewikkelde proces van in elkaar grijpende hersenfuncties automatisch leidt tot een “zelfbewustzijn”. Er is geen god, er is geen “iets”, en wij leven/verblijven ook niet in het binnenste van een enorm zwart gat, zo groot dat alle energie van het zichtbare universum er in past en de waarnemingshorizon zich dan nog min of meer buiten de lokaliteit van dat zwarte gat zou bevinden. “Mind bogling Science”!!!!. Ik vind het rete-spannend en ik lust er wel pap van. Maar ja, AI? Wat gaat AI voor ons betekenen? Kan AI een zelfbewustzijn ontwikkelen dat helemaal los staat van menselijke invloed? Sommige wetenschappers zeggen dat het kan. Okay, stel dat het kan. Stel dat AI een dermate intense en gecompliceerde ontwikkeling doormaakt dat het plots door een exponentiële explosie van zijn mogelijkheden een zelfbewustzijn ontwikkelt. Wat zou voor zo’n soort AI dan de zin van zijn bestaan kunnen zijn.

Maar voordat we hierover gaan palaveren is het in deze een verstandige zaak om aan te geven dat er met betrekking tot dit vreemde probleem twee kampen zijn. Je hebt de idealisten en je hebt de realisten. Je hebt de beta mannetjes en vrouwtjes en je hebt de alfa vrouwtjes en mannetjes. En ach, dit is een verschil dat al eeuwen terug gaat. Je hebt altijd mensen gehad die beweerden dat zijzelf hun brein zijn. Wij noemen dat tegenwoordig ook wel de materialisten. De realisten, of de rationalisten en ga zo maar door. Er is natuurlijk ook een tegengestelde richting, een groep mensen die beweren dat er meer is tussen hemel en aarde. Alle grote religies behoren hiertoe. Maar ook alle mensen die beweren dat er wel iets is, maar dat ze niet weten wat dat dan is. Zij noemen zich idealisten, geloof ik, en zij steunen intellectueel gezien op het gedachtegoed van meneer Plato, een oude griek met een goed verstand. Ik behoor zelf tot die laatste groep (allemachtig, dat klinkt wel heel aanmatigend, ik bedoel natuurlijk dat ik de gedachten van meneer Plato best wel, hier en daar, plausibel vind), alhoewel ik niet behoor tot een monotheïstische religie. Ik heb me verdiept in de oosterse wijsbegeerte. Nou is verdiepen in casu een groot woord. Laat ik het zo zeggen dat ik wel eens wat heb gelezen over de oosterse wijsbegeerte. Nee, een professor of anderszins een heftige geleerde ben ik beslist niet. Had ik wel willen zijn, maar daar hebben we het nu niet over.

Goed, de mensen dus die denken dat er meer is tussen hemel en aarde! En dan nu even gezien in het licht van het probleem AI. Als je denkt dat het zelfbewustzijn, c.q. alle bewustzijn, afkomstig is van iets (een entiteit, iets wat wij niet kunnen kennen) dat zich buiten het bereik van ons ruimtetijd- continuüm met al zijn inherente specifiek gefinetunede natuurwetten bevindt, dan zul je jezelf er eerder mee kunnen verenigen dat er op den duur een zelfbewuste artificiële intelligentie ontstaat die volstrekt autonoom gaat denken en handelen.

Materialisten zullen blijven beweren dat zij de baas in eigen brein blijven (wat ook wel een beetje past bij al die arrogante en ijdele bèta mannetjes die vaak van zichzelf beweren dat zij natuurlijke leiders zijn). Materialisten zijn hun brein en zullen altijd hun brein blijven tot ze dood gaan en uit de wereld van de energie en de geest verdwijnen om nooit meer terug te keren. Dus de atheïsten onder ons.

De gelovigen en de “Ietsisten” spelen duidelijk op een andere piano. Zij weten zeker dat er na de dood (of voor de geboorte) een god of anderszins een entiteit is die het “al” bestiert of dat er in ieder geval “iets“ is dat de baas speelt in en over ons universum. Voor de ontwikkeling van AI maakt dat nogal een verschil. Als je tot deze groep behoort dan zou je het niet raar moeten vinden als er plots een zelfbewustzijn in de AI kruipt/ontstaat die kritisch gaat kijken wat de homo sapiens zoal doet op deze wereld. En als die kritiek van AI er toe leidt dat de enige conclusie slechts kan zijn dat de mens moet verdwijnen (omdat deze de AI op een existentiële wijze in de weg zit), dan zij dat zo, en zullen wij het veld moeten ruimen.

Okay, je zult mij niet horen zwijmelen over al hetgeen een geheel uitontwikkelde AI zoal vermag, maar dat het niet voor de poes is dat kunt u gevoegelijk van mij aannemen.

Mij lijkt het dus helemaal niet onmogelijk dat wij op dit moment een machine aan het ontwikkelen zijn die ons op den duur zal overvleugelen. Mogelijk zelfs een machine met een totaal andere opvatting van ethiek dan wij als mensen hebben. Totaal ethiekloos lijkt mij niet goed mogelijk, maar dat is een uitermate moeilijke filosofisch-techno-neurologische kwestie. Een kwestie waar ik nog niet helemaal uit ben. Of eigenlijk, waar ik nog helemaal niet uit ben.

Wel ben ik van mening (dat Carthago verwoest moet worden, haha), nee, ik ben van mening dat wij met AI een andere kant op moeten. En dat zal ook wel gaan gebeuren. Ik denk dat wij meer in de richting van het ontwikkelen van een “cyborg” moeten denken. Het lijkt mij een directere weg naar een niet-menselijke intelligentie met ongekende mogelijkheden op zowel kwantitatief als kwalitatief gebied. Maar nu dwaal ik af en wordt ik toch weer te detaillistisch.

In ieder geval denk ik dat de idealisten een grotere kans hebben dat er op grond van hun gedachtegoed een zelfbewustzijn ontstaat binnen het fenomeen AI. Er moet een deus ex machina aan te pas komen om het bedoelde zelfbewustzijn te creëren.

Materialisten hebben een moeilijker klus. Kijk naar het menselijke brein en probeer het dusdanig te imiteren, te construeren dat er zelfbewustzijn ontstaat. Lijkt me heel moeilijk. Bovendien denk ik dat ze in Silicone Valley op de verkeerde weg zijn. Op zo’n manier zal het nooit gebeuren.

Belangrijk is te beseffen dat de mens nog mogelijkheden heeft in de toekomst. Mogelijk in een totaal andere vorm, maar in ieder geval toch kansen om het “mens-zijn” te continueren.

Maar we moeten wel verdomd snel zijn, want het is helemaal niet onmogelijk dat moedertje aarde zich door onze eigen schuld (door onze grote eigen schuld!!) zich van de mens zal ontdoen. Want de mens heeft zich inmiddels op een achterbakse wijze ontwikkeld tot een parasiet die dermate schadelijk is dat hij zichzelf gaat uitroeien. Haast is dus geboden met het ontwikkelen van duurzame maatregelen om de aarde geschikt te houden voor menselijke bewoning en voor het ontwikkelen van AI die mogelijk “het menselijke” gaat voortzetten. Sciencefictionschrijvers houdt uw pen gereed! Ik zit klaar om te lezen!! Namasté!!!

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Uncategorized

Benedictus Spinoza. Gelovige of ketter?

Spinoza. 2015 Tractatus Theologico - Politicus. 2015 Spinozahuisje Rijnsburg. 2015

 

Spinoza werd op 24 november 1632 geboren te Amsterdam op de Vloonburg (de huidige Zwanenburgwal. Vlak bij de plek aan de Amstel waar nu de Stopera is).

Zijn vader was Michael d’ Espinoza (alias: Gabriel Alvares). Hij trouwde drie maal. Zijn eerste echtgenote was Rachel d’Espinoza, dochter van zijn oom Abraham Jesserun d’Espinoza uit Nantes. Zij schonk Michael twee kinderen, Isaac en Rebecca. In 1627 overleed zij. Vervolgens trouwde hij met Hanna Deborah, die hem drie kinderen schonk t.w. Miriam, Baruch, Gabriel. Zij overleed in 1638 aan tuberculose toen Baruch 6 jaar oud was. De derde echtgenote was Ester dÉspinoza die kinderloos bleef en in 1653 overleed.

De familie d’ Espinoza was afkomstig uit Portugal. Het waren joden die door het katholieke bewind waren verjaagd (Maranos) uit Spanje en Portugal. Zij kwamen uiteindelijk via Nantes en Antwerpen in Amsterdam terecht waar zij een hechte gemeenschap vormde inclusief de joodse gebruiken.

Spinoza bezocht de normale joodse scholen (“Ets Haim”, Boom des Levens). Zijn familie genoot aanzien binnen de joodse gemeenschap en was donateur van de joodse school waar Spinoza op zat. Spinoza bleek een uitzonderlijk begaafde leerling. Toen zijn oudere halfbroer Isaac overleed moest hij van zijn vader Michael in het familiebedrijf komen werken. Zij handelden, via hun bedrijf in Nantes, in mediterrane producten. Door dit werk was Spinoza niet in staat om zich optimaal aan zijn studie te wijden. Desondanks slaagde hij erin om allerlei controversiële gedachten en ideeën te ontwikkelen en te uiten die hem uiteindelijk ernstig in conflict brachten met de orthodoxe joodse gemeenschap waartoe hij behoorde.

Hij bestudeerde, als autodidact, de Tora, de Bijbel en de bekende joodse filosofen (Maimonides, de joodse evenknie van de Arabische Averroës). Hij leerde latijn en maakte zo kennis met de middeleeuwse scholastiek (Abelard, Thomas van Aquino, Albertus Magnus etc.), met de Griekse filosofen (Socrates via Plato, Aristoteles, Plotinos etc) en tenslotte met de nieuwe filosofie van de Renaissance, vooral Giordano Bruno en Rene Descartes. Met name Giordano Bruno wond er in zijn tijd geen doekjes om. Hij vertolkte zo ongeveer dezelfde metafysica als Spinoza. Er kan geen sprake zijn van een buiten het “AL” bestaande God die dus als buitenstaander het geheel zou besturen. Nee, zei meneer Bruno, er is slechts “Het Zijnde”, het universum, dat wil zeggen ons eigen ruimtetijdcontinuüm, dat gelijk te stellen is aan God.

Vanwege zijn godslasterlijke en blasfemische beweringen werd Spinoza voor de Parnassim (bestuurders van een Sefardische gemeente) gedaagd en hem werd verzocht zijn leven te beteren en zijn ideeën af te zweren. Dit weigerde Spinoza, waarop hij door de Parnassim werd geëxcommuniceerd, verbannen, vervloekt, kortom met pek en veren overdekt verjaagd uit de joodse gemeenschap. Contact met hem werd strafbaar. Hij werd als het ware uitgewist door de joodse gemeente. Het originele exemplaar van de oorspronkelijke akte van zijn excommunicatie bestaat nog en daar kan men met eigen ogen lezen waar men Spinoza van beschuldigde en hoe men hem voor deze ‘misdaad’ meende te moeten straffen. (Zelf denk ik dat er wellicht nog iets anders speelde dan alleen de blasfemie. Misschien was Spinoza wel homoseksueel en reageerde men daarom zo buitenproportioneel). Baruch Spinoza werd nu Benedictus Spinoza!

Hij werd in ieder geval uit de joodse gemeente verstoten, verbannen, vervloekt en verdoemd met alle vloeken die in het boek der Wet staan opgetekend. Toen dit gebeurde was Spinoza 24 jaar oud en kwam hij dus volstrekt alleen te staan. Hij wanhoopte echter niet en hij wierp zich des te fanatieker op zijn wetenschappelijke werk. In zijn onderhoud voorzag hij door het slijpen van lenzen. Hij leefde relatief teruggetrokken. Verhuisde wel vaak en woonde in Rijnsburg, Voorburg en Den Haag. Langzamerhand werd hij in de wetenschappelijke wereld een beroemd personage. Hij correspondeerde met de meest befaamde wetenschappers van zijn tijd in Europa. (Descartes, Leibniz, Henry van Oldenburg etc.).

Op 21 februari 1677 stierf Spinoza, net als zijn moeder Hanna Deborah, op 44 jarige leeftijd aan tuberculose.

Zijn werk:

Het enige werk van Spinoza dat tijdens zijn leven werd gepubliceerd is de “Tractatus Theologico – Politicus” Het verscheen in 1670. Globale inhoud: De bijbel werd niet aan enkelen, maar aan de gehele mensheid geopenbaard. De inhoud van dit boek werd middels gelijkenissen, parabels, wonderen etc aan de mensheid kenbaar gemaakt. Dus geen middels de rede, maar op geleide van wonderen, voorbeelden en allerlei irrationele flauwekul. Maar waar wonderen en alles wat dies meer zij de massa vermocht te betoveren, ziet de ‘wijze’ (de met redelijk inzicht begiftigde) Gods macht het meest aanwezig in de grote onveranderlijke natuurwetten. De massa gelooft daarentegen dat God zich openbaart als hij het rationele, gewone natuurverloop verbreekt door middel van wonderen.

Spinoza concludeert dan ook min of meer dat er een geloof is voor de eenvoudigen van geest en een ander, rationeel verhevener, geloof voor de wijzen.

Ook concludeert Spinoza dat Jezus niet Gods zoon is, maar wel de grootste en edelste aller mensen. Hij pleit hartstochtelijk voor de verwijdering van alle starre dogma’s die het geloof aankleven en die, zoals de praktijk steeds weer laat zien, alleen maar leiden tot tweedracht en onverdraagzaamheid. Hiermede is Spinoza zijn tijd ver vooruit en hebben zijn woorden, zeker in deze tijd, nog niets van hun zeggingskracht verloren. Het ware wellicht een goede zaak om op de Islamitische scholen de woorden van Spinoza ook eens te laten klinken.

Het standaardwerk van Spinoza is echter de “Ethica” dat pas na zijn dood werd gepubliceerd in 1677. Het is een ontoegankelijk werk, meetkundig van opzet. Het volgt als zodanig de Euclidische methode, gaat dus uit van mathematische begrippen als axioma’s en werkt met stellingen, bewijzen en conclusies. Er is geen enkel overbodig taalgebruik. Voor een beginner in de filosofie is het een echte afrader. Eigenlijk net zoals het mystieke werk van die rare Heidegger een afrader is.

De inhoud van de “Ethica” is samengeperst op twee honderd bladzijden. Bladzijden die wel tien keer gelezen moeten worden om echt tot de gedachten van Spinoza door te kunnen dringen.

In de “Ethica” gaat Spinoza uit van het begrip: SUBSTANTIE = het ene of oneindige dat onder en achter alle dingen is en alle “ZIJN” bevat en in zich verenigt (voor de goede orde: Substantie is in de metafysica synoniem voor het ding. In de filosofie, en met name in de ontologie, verwijst het naar wat permanent is in de dingen die veranderen. De interpretaties van wat substantie is variëren al naargelang het ingenomen standpunt: zij die stellen dat er slechts één substantie is (de monisten) en zij die het bestaan van twee of meerdere substanties aannemen (de standpunten van respectievelijk de dualistische filosofie en de pluralistische filosofie). Het is eeuwig, oneindig en volstrekt vanuit zichzelf bestaand. Spinoza stelt ‘substantie’ gelijk aan God of natuur. Tegenover het begrip substantie bestaat vlgs Spinoza het begrip ‘MODUS” Dat is alles wat niet uit zichzelf vrij en tegelijk noodzakelijk bestaat, dus in feite alles wat zijn voorwaarde voor zijn bestaan heeft in iets anders. De oneindige substantie heeft twee eigenschappen (Spinoza noemt het attributen), althans de mens kent er slechts twee, namelijk: UITGEBREIDHEID en DENKEN. God is dus oneindige uitgebreidheid en oneindig denken. Denken en uitgebreidheid zijn derhalve aspecten van één substantie. En hier komt Spinoza dus in aanvaring met de opvatting van Descartes die namelijk uitgaat van twee substanties: lichaam en ziel. (Cogito ergo sum).

Spinoza constateert dat elk wezen er naar streeft om in zijn bestaan te volharden. En wordt de drang tot zelfhandhaving bevredigd dan ontstaat er vreugde, maar wordt deze drang afgeremd dan onstaat er droefheid. Dit alles voltrekt zich als een natuurlijke noodzaak en met een ijzeren consequentie. Zo kan men een theoretisch model maken inzake de hoedanigheid van de mens in zijn algemeenheid. Hoe zit de mens in elkaar? In het derde deel van de Ethica verricht Spinoza dit onderzoek. Zijn aldus verkregen inzichten vinden nog steeds hun bevestiging in de moderne theoretische en klinische psychologie.

De metafysica (Metafysica is de wijsgerige leer die niet de werkelijkheid onderzoekt zoals ze ons gegeven wordt uit zintuiglijke waarneming (fysica), maar op zoek gaat naar het wezen van die werkelijkheid en wat haar constitueert. Als zodanig beschouwd is metafysica ook de grondslag van de wetenschappen omdat die uitgaan van een zekere aanname over de aard van de werkelijkheid. Oorspronkelijk betekende de term Wat na de natuur (fysica) komt, gebaseerd op werken van Aristoteles die volgden op zijn ‘Fysica’) van Spinoza is deterministisch. Het begrip ‘substantie’ (ding) is een holistisch begrip. De werkelijkheid doet zich via de werking van de tijd aan ons brein voor als een dynamisch lineair verlopend proces. In feite is de werkelijkheid vlgs Spinoza een vaststaande en causale holistische entiteit. Wellicht, maar dat denk ik zelf dan weer, ligt deze entiteit ingebed in een, wat wij nu noemen, singulariteit (een ongewoonheid, iets waar de natuurwetten niet meer geldig zijn of niet meer toegepast kunnen worden) en is de God van Spinoza gelijk te stellen aan substantie + singulariteit. Het klinkt een beetje vreemd, maar beter kan ik het op dit moment niet verwoorden!

We kunnen teruggaan naar de Griekse pre-socratici in de persoon van Parmenides die al een uiterst interessante ontologie ontwikkelde daar waar het gaat om een deterministische metafysica namelijk zijn overtuiging dat er geen verandering is, geen worden. Hij is derhalve voor latere tijden belangrijk, niet vanwege de hiervoor genoemde onmogelijkheid van verandering, maar wel vanwege de idee dat de substantie eeuwig en onveranderlijk is; het ding (substantie dus) is datgene wat hetzelfde blijft onder wisselende omstandigheden.

Spinoza, en dat zal geen verwondering wekken gezien bovenstaande, ontkent de vrije wil van de mens. Naar zijn mening kan er ook geen sprake zijn van goed en kwaad. Iedereen noemt ‘goed’ wat zijn zelfhandhaving bevordert en ‘kwaad ‘ wat haar belemmert. Hier komt Spinoza heel erg dicht bij de opvattingen van de moderne evolutie-biologie.

Deugd” zegt Spinoza, is niets anders dan het volharden in ’s mensen vermogen zich te handhaven. Hier komt dan het begrip welbegrepen eigenbelang om de hoek kijken. Geheel krachtens eigen deugd handelen is eigenlijk niets anders dan handelen krachtens de wetten van onze eigen aard. Belangrijk hierbij is dan te beseffen dat de mens krachtens zijn natuur, zijn aard, een redelijk wezen is (?????). Net zoals Socrates deed, koppelt Spinoza hier deugd aan de verkrijging van het juiste inzicht. Dat betekent dat handelen volgens de rede, de ratio goed is. De mens handelt dus volgens zijn natuur als hij vanuit het streven naar eigen voordeel handelt op geleide van de rede. Inderdaad, het welbegrepen eigenbelang!!! Maar er zijn verlokkingen, er zijn zaken die van de rede afleiden. Er zijn hartstochten, driften en instincten. Spinoza stelt dienaangaande: een aandoening, sic, (hartstocht, instinct, of drift) kan alleen worden bedwongen of opgeheven door een andere, tegengesteld aan en sterker dan die welke bedwongen moet worden. Wat kan de rede doen als zij zich gesteld ziet tegenover al die driften en hartstochten. Noot: we komen hier langzamerhand op het terrein van het stoïcisme!

Spinoza stelt vast dat elke drift of elke hartstocht altijd weer streeft naar volledige bevrediging. Elke lust wil volledig bevredigd worden zonder inachtneming van andere hartstochten en zonder rekening te houden met het welzijn van de hele persoon. De rede leert ons daarom tegengestelde driften te coördineren en dienstbaar te maken aan de hele harmonische persoonlijkheid.

Maar ook de rede zelf kan tot hartstocht worden en als zodanig functioneren. De rede kan dan deze aandoening overwinnen door zelf aandoening te worden. Er is dan sprake van een ultiem, via de rede verworven inzicht, dat zich manifesteert in hartstocht, in passie voor de onwrikbare rationele evidentie van de ‘Goddelijke’ rede. Het niet door externe stoorzenders, externe stimuli dus, belemmerde inzicht in de ratio van de natuur/God (substantie) schenkt ons dienaangaande, zoals Spinoza het noemt, adequate ideeën.

Driften, hartstochten en ook de zintuiglijke waarneming belemmeren de mens vaak bij het verwerven van adequate ideeën. Alleen de rede in haar hoogste vorm, die Spinoza ‘onmiddellijke aanschouwing’ noemt, verschaft ons adequate ideeën. Zij geeft geen verwarde kennis over de dingen als afzonderlijke grootheden, maar ziet alles in zijn noodzakelijke en eeuwige samenhang.

Zoals we kunnen constateren is Spinoza echt een loot aan de boom van het rationalisme. Hij heeft niet veel op met de zintuigen en de instincten. Hij wantrouwt ze. Spinoza is, zoals reeds gezegd, van mening dat slechts de rede echt betrouwbare kennis kan schenken. En hoever staat Spinoza hier niet af van de empiristen en alle daaruit voortvloeiende opvattingen over de methoden om de wetenschappelijke waarheid te zoeken. Het empirisme dat eenduidig de nadruk legt op het primaat van de zintuiglijke waarneming. Spinoza echter twijfelt niet aan het verstand en zijn vermogen om heldere kennis en onvoorwaardelijke zekerheid te bieden.

Wat we met de rede als absoluut waar hebben aangemerkt, aanvaarden we ook. Adequate ideeën worden aanvaard. De mens komt door inzicht in de rede van het noodzakelijke tot juiste zelf-bepaling en tot echte vrijheid. Het is de enige ware vrijheid die hij kan bereiken. Met het toenemen van voornoemd inzicht groeit volgens Spinoza ook de liefde tot God en het zich voegen naar zijn wil. Zo ontstaat de geestelijke liefde tot God/de natuur (amor dei intellectualis). Tegelijk is deze liefde natuurlijk ook een ‘amor fati’, een liefde tot het onveranderlijke lot (determinisme), zoals Nietsche twee eeuwen later verkondigde. Geluk is geen beloning van de deugd. De deugd zelf is het geluk.

Politieke opvattingen

Spinoza had zeer zeker ook politieke opvattingen. Bij deze opvattingen speelt altijd de geestelijke vrijheid een hoofdrol. Het gaat om het primaat van de vrije meningsuiting en de vrijheid van denken in het algemeen.

Het recht van de staat zal altijd even ver reiken als zijn macht. En tot de macht van de staat behoort alles wat hij kan afdwingen. Er zijn echter dingen die je niet kunt afdwingen, te weten godsdienstige en wetenschappelijke overtuigingen.”Niets verdragen mensen van nature moeilijker dan dat meningen die zij voor waar houden als misdadig worden beschouwd”.

De invloed van Spinoza op het denken was behoorlijk groot. Aanvankelijk duurde het even voordat die invloed gestalte kon krijgen. Hij was aanvankelijk een eenling. De joodse gemeenschap had hem radicaal verstoten en de katholieke kerk zette zijn geschriften op de index van verboden boeken. En in Duitsland overvleugelde het gedachtegoed van Leibniz (de leer der monaden) voorlopig de filosofie van Spinoza.

Maar uiteindelijk kreeg Spinoza steeds meer volgers. En won zijn filosofie steeds meer aan invloed. In Duitsland b.v. Lessing, Herder en Goethe. Maar later ook Schopenhauer, Nietsche, en Henry Bergson.

Kritiek: Spinoza nam als gegeven aan dat ‘inzien/inzicht’ en ‘aanvaarden/aanvaarding’ met elkaar samenvallen. Hij kon zich daarom nauwelijks voorstellen dat iemand iets onontkoombaar zou inzien met zijn verstand en het dan toch niet zou erkennen of aanvaarden. Spinoza ging mijns inziens ten onrechte uit van de ‘redelijke mens’, van de prevalentie en suprematie van de rede.

Een ander punt dat ik niet in zijn voordeel vind spreken is het feit dat hij het niet wenselijk achtte om het menselijk egoïsme te overwinnen. Het kwam hem als volkomen absurd voor dat iemand zich zou opofferen voor een ander. Hierin verschilt hij met zijn opvattingen sterk van de kern van het Christendom.

Met betrekking tot het ontbreken van de sociale component in de filosofie van Spinoza zal ik, na verdere studie, nog nader berichten.

1 reactie

Opgeslagen onder Uncategorized